Stakers in het pak


Stakers en vakbondsbestuurders waren net als de meeste andere mensen in de negentiende eeuw nog niet erg gewend aan een camera. Ook waren de sluitertijden nog niet zo kort als tegenwoordig. Daarom komen foto’s uit die tijd op ons gekunsteld en geposeerd over. Maar achter deze nette façade staan mannen die niet over zich lieten lopen.

“Het was opzitten, pootjes geven en doodliggen"

Deze foto is een van de oudste foto’s die in Nederland is gemaakt van stakende arbeiders. Netjes in pak staan en zitten ze in 1888 voor het Almelose huisje van Gerrit Exoo, een van de leden van de stakingsleiding. Blijkbaar deed zijn woning ook dienst als leeszaal, iets wat in die jaren wel vaker voorkwam. Vakbondsactivisten wilden immers ook de leden beschaven en hen ontwikkelen. Hoe kon dat beter dan door boeken en tijdschriften te lezen? Maar tijdens de staking deed deze woning dus vooral dienst als vergaderruimte voor de leiding. De nette stakers gaven leiding aan een maanden durend conflict dat heel het land in zijn ban hield. Ze ontvingen steun uit alle hoeken en wonnen de strijd vrijwel volledig.

Lees lange versie

Waarom staakten deze mannen in 1888? De 700 wevers van Gebr. Scholten in Almelo weigerden een loonsverlaging te accepteren. Ze legden daarom begin januari het werk neer. De stakingsleiding liet zich na het spontane uitbreken bijstaan door Gerrit Bennink. Hij was een textielarbeider uit de streek die na een ongeluk op diverse plaatsen in het land had gewerkt en gaandeweg onder invloed van Domela Nieuwenhuis socialist werd. Van hem is de term ‘Slavenkolonie Twente’ afkomstig, waarmee hij de armoede van de arbeiders en de absolute macht van Jan Scholten aanduidde. De bijnaam van directeur Jan, de Hogepriester, spreekt boekdelen. 

De strijd van Scholtens arbeiders was een van de eerste grote industriële stakingen in ons land en trok daarom veel aandacht. Er braken relletjes uit, ruiten werden ingegooid, de politie trad hard op en de burgemeester vaardigde een samenscholingsverbod uit. Bennink overtuigde de stakers ervan om niet meer te rellen. Rellen dienden volgens hem slechts om de woede af te reageren, maar waren niet nuttig voor de strijd.

Drie maanden strijd

In het hele land werd over de staking gesproken. Vakbonden zamelden geld in en bakkers uit het verre Den Haag stuurden brood naar de stakersgezinnen. Zelfs de bekende Delftse fabrikant Jacques van Marken, die Bennink persoonlijk kende, kwam naar Almelo om onderzoek naar de staking te doen en eventueel te bemiddelen. De Hogepriester smeet nog net niet de deur in Van Markens gezicht dicht. In de brochure De werkstaking te Almelo sprak deze daarna onomwonden zijn steun uit voor de stakers.

De loonsverlaging werd uiteindelijk vrijwel teniet gedaan, maar toen waren de stakers wel drie maanden verder. Op 9 april 1888 gingen zij weer aan het werk onder het zingen van het Vrijheidslied. De stakingsleiding kreeg trouwens ontslag, maar vonden daarna werk in een speciaal voor hen opgerichte coöperatieve bakkerij De Overwinning.

Feodaal Twente

De staking bij Scholten was de eerste in een lange reeks conflicten waarbij de Twentse arbeiders in verzet kwamen tegen de bijna feodale verhoudingen in de regio. De textielarbeiders begrepen na de staking bij Scholten dat ze beter moesten samenwerken. Ze richtten daarom de Wevers- en Spinnersbond Vooruit op, een politiek neutrale organisatie, maar wel met aanzienlijke socialistische invloeden. We noemden Bennink al, maar ook mensen als Johan Tusveld en Jan Tijhof droegen de prille beweging.

Eerste katholieke vakbond

Die socialistische invloed was geestelijken een doorn in het oog. Om de arbeiders als het kon verder uit handen te houden van radicale socialisten, richtte priester Alphons Ariëns in 1889 de Arbeidersvereeniging Sint Joseph op. Het was een rooms-katholieke vereniging onder de paraplu van de kerk, bedoeld voor de algemene ontwikkeling van de arbeider, met onder meer een eigen weekblad, verenigingsgebouw en harmonie. Maar de kapelaan ging nog een stap verder. Voor zakelijke belangenbehartiging van de arbeiders hielp Ariëns in 1891 bij de oprichting van een rooms-katholieke Twentsche Fabrieksarbeidersbond. Deze organisatie was de eerste katholieke vakbond van Nederland. Ook de protestanten organiseerden zich intussen. Zo probeerden socialisten, katholieken en protestanten het Twentse proletariaat een eigen stem te geven.

Gewetenloze schurken

De werkgevers onderhielden al decennia lang nauwe contacten met elkaar, ruim voor het besef onder arbeiders ontstond dat ze met het oprichten van vakbonden verder kwamen in hun strijd. Na de eerste stakingen besloten de werkgevers zich ook echt te organiseren en richtten zij een Fabrikantenvereniging op ‘tot het voorkomen van werkstakingen’. Ze moesten namelijk niets hebben van de toegenomen mondigheid van hun arbeiders. Mensen die kritiek uitten op slechte werkomstandigheden en arbeidsvoorwaarden, kregen ontslag. De ondernemers voerden een harde koers. Bij economische tegenslag gingen de lonen prompt omlaag om de winst op peil te houden. De arbeiders moesten weten wie de baas in de fabriek was.

"Het was opzitten, pootjes geven en doodliggen", schreef Ariëns. "Ze moesten blij zijn, dat men hen werken liet, en vooral nooit klagen of vragen om meer." In een onbewaakt ogenblik noemde hij de textielfabrikanten zelfs "gewetenloze schurken en echte bloedzuigers". In staken als pressiemiddel zag Ariëns echter weinig heil. Hij zocht liever de dialoog. Uiteindelijk wist hij de fabrikanten zelfs te bewegen in overleg te treden met hun werknemers via een Arbeidsraad. Maar daar mochten geen socialisten in. Ariëns ondervond intussen steeds meer tegenwerking van zijn superieuren, die hem te ruimdenkend vonden. In 1901 werd de bevlogen kapelaan weggepromoveerd tot pastoor in Steenderen, bij Zutphen.

Het Twentse stelsel

De textielondernemers hadden in de tussentijd een nieuw wapen in de strijd ontwikkeld. In feite een solidariteitsmiddel waar de arbeiders een voorbeeld aan konden nemen. Als bij een fabriek werd gestaakt, dan legden de collegafabrikanten hun fabriek ook stil om zo de arbeiders op de knieën te dwingen. Deze aanpak, al gauw bekend als het Twentse stelsel, werd voor het eerst in 1890 toegepast. Op 28 februari van dat jaar ontsloeg Ter Kuile en Morsman in Enschede een dronken arbeider. Hierop legden de 90 arbeiders het werk neer. Zij grepen het ontslag aan om strijd te voeren voor de loonsverhoging die ze al langer wensten. De staking duurde voort, inclusief de gangbare relletjes, waarop begin mei de patroons van twintig andere bedrijven besloten als drukmiddel hun personeel iedere week twee dagen onbetaald naar huis te sturen. Dat betekende dat 6.500 arbeiders en hun gezinnen die dagen niets verdienden. De druk op de stakers werd nu wel erg groot en na twee weken werden staking en uitsluiting beëindigd. Het Twentse stelsel bleek effectief en de werkgevers hebben het na die tijd dan ook nog meerdere keren toegepast. 

bronnen
  • Adriaan Buter, De kadans van de getouwen. Heren en knechten in de Nederlandse textiel, Amsterdam 1985
  • Dik Nas, Het Twentse Model. Honderdvijfentwintig jaar vakbeweging in Enschede, Amsterdam 1998