Onderkruipers of 'werkwilligen'


Actievoerders houden niet van collega’s die niet meedoen. In 1823 wonden de stakende grondwerkers er geen doekjes om wat er met niet-solidaire werklieden moest gebeuren: ‘Jongens, wij moeten morgen niet werken, en die aan het werk gaat moeten wij met de Spade tussen hals en nek slaan, dan krijgen wij opslag.’ Zo hard gaat het er tegenwoordig niet meer aan toe.

Bij ieder arbeidsconflict zijn er mensen die ervoor kiezen zich buiten de strijd te plaatsen en door te werken. De Nederlandse taal heeft voor deze mensen een rijk arsenaal aan bijnamen: ‘onderkruiper’, ‘maffer’, ‘bal gehakt’, ‘duikboot’ en het tegenwoordig meer gangbare ‘werkwillige’. Er zijn diverse redenen te noemen waarom werknemers zich niet bij de stakers aansluiten. Dit kan een kwestie van geld zijn - niet werken betekent ook geen geld in het laatje - maar evengoed angst voor strafmaatregelen, religieuze bezwaren of politieke overtuiging.

‘De ellendige onderkruiperij bestrijden met alle kracht, doch ook medelijden gevoelen.’

Straf, religie en politiek

Stakingen kunnen leiden tot strafmaatregelen zoals ontslag of zelfs tot executie, zoals in de Tweede Wereldoorlog gebeurde. Rooms-katholieken kregen eind negentiende eeuw de boodschap van het centrale gezag in Rome dat stakingen veel schade toebrachten en de overheid de taak had om de oorzaken weg te nemen. Veertig jaar later, in een tijd dat de fascisten in Italië aan de macht waren, stelde Rome in een decreet simpelweg: ‘Stakingen zijn verboden’. Protestanten, die geen centraal kerkelijk gezag hebben, erkenden al op het Sociaal Congres in 1891 het recht om te staken, maar dan slechts als laatste redmiddel. Voor heel wat christenen zijn deze richtlijnen en de angst het van God gegeven gezag te tarten, reden geweest om niet mee te doen aan stakingen of andere vormen van arbeidersverzet.

Ook politieke opvattingen kunnen een reden zijn voor mensen om niet mee te doen aan een actie. Zo droeg Paul de Groot, een bekende Nederlandse communist, arbeiders vlak na de Tweede Wereldoorlog op om zich afzijdig te houden van de golf van stakingen. Ze werden volgens De Groot namelijk georganiseerd door “provocateurs, trotskisten, vrijgelaten NSB-ers, of andere lichte jongens.” Dat zal voor veel communisten niet eenvoudig zijn geweest. Meestal stonden ze vooraan in de strijd, maar nu riep de grote baas op om dat niet te doen.

Gevaar voor de actie

Als het om een kleine groep gaat, lopen deze mensen de actievoerders nauwelijks voor de voeten. Maar als de groep tamelijk groot is, loopt het doel van de actie gevaar en kan daardoor zelfs de baan van de stakers op het spel staan. Dat is zeker het geval wanneer de werkgever mensen van buiten binnenhaalt om een staking te dwarsbomen. Vroeger kwam het vaak tot gevechten tussen stakers en onderkruipers. Daar vielen zelfs doden bij, iets wat tegenwoordig in ons land niet meer voorkomt. Ook niet omdat de vakbeweging het niet meer zo ver laat komen, al worden door bestuurders en kaderleden soms harde woorden gesproken.

Wie denkt dat dergelijk gedrag helemaal niet meer voorkomt, vergist zich. Tijdens een grote staking van buschauffeurs in 1995, geleid door de FNV, deden de leden van het CNV niet mee. Waar dat toe leidde, kunnen we in De Volkskrant van 11 februari lezen: "De werkneemster in het streekvervoer is volgens stakende collega's 'een vuile vieze CNV-kankerhoer'. Haar vaste kanomaat zei dat hij haar op het jaarlijkse bedrijfsuitje in de Ardennen zou verzuipen. Anonieme bellers dreigen haar zelfs de strot af te snijden. De intimidatie van stakende FNV'ers jegens werkwillige CNV'ers heeft de laatste drie actieweken ongekende proporties gekregen."

Lees lange versie

Zelfs radicale voormannen van de vakbeweging spraken soms met een zeker mededogen over de mensen die zich buiten de strijd plaatsten. A. van Emmenes van het NAS [link naar item] schreef rond 1900 bijvoorbeeld het volgende: ‘Wij moeten, dat spreekt vanzelf, de ellendige onderkruiperij bestrijden met alle kracht, die in ons is, doch gevoelen medelijden met deze menschen, die door honger in de maag en ingestompte vrees voor hel en vagevuur in ‘t hoofd, overal invliegen waar een grijpstuiver te verdienen is.’ Van Emmenes benoemde daarmee toen al de hoofdredenen waarom mensen niet meedoen. De belangrijke vraag waarom diezelfde mensen bij een overwinning uit principe niet afzien van de behaalde voordelen, is en blijft een belangrijke vraag waar geen fatsoenlijk antwoord op mogelijk is.

Freeriders

We mogen aannemen dat alle werknemers verbetering als hun belang zien, maar lang niet iedereen is bereid daarvoor te staken. Ze doen niet mee, hoewel ze, evenals hun collega’s, belang hebben bij een bepaalde verbetering van arbeidsvoorwaarden. Deze onderkruipers of werkwilligen zijn niet bereid om de lasten van een actie te dragen. Vrijwel altijd zijn ze na afloop van de staking echter wel bereid om mee te delen in de lusten van zo’n staking. Dit gedrag wordt met een goed Nederlands woord ook wel ‘freerider’-gedrag genoemd. Mensen die dit vertonen, liften als het ware gratis mee op kosten van hun collega’s.

Een goede reden voor deze arbeiders om niet mee te doen, kan het gratis karakter van niet-meedoen zijn. Lid worden van een vakbond of het werk tijdelijk neerleggen in een staking kost geld en dat geld kan ook aan iets anders worden besteed. Dat ‘iets anders’ kan uiteraard per persoon aanzienlijk variëren. Van de verzorging van een ziek kind tot de aflossing van een hypotheek.

Repercussies

Angst voor repercussies is ook een voor de hand liggende reden om geen actie te voeren. Stakingen kunnen namelijk leiden tot strafmaatregelen zoals ontslag of zelfs executie, zoals gebeurde tijdens de oorlog. Nog een andere reden om niet mee te doen, kan worden gevonden in ideologische bezwaren tegen staking. Vooral christenen hebben hier last van gehad. Veel protestanten, die geen centraal kerkelijk gezag hebben, erkenden al op het Sociaal Congres in 1891 het recht om te staken. Maar wel slechts in laatste instantie, als niets anders meer hielp. Rooms-katholieken kregen van het centrale gezag in Rome in hetzelfde jaar de boodschap dat stakingen veel schade berokkenden en de overheid daarom tot taak had de oorzaken weg te nemen. Veertig jaar later, in een tijd dat de fascisten in Italië aan de macht waren, stelde Rome simpelweg: ‘Stakingen zijn verboden’. Voor heel wat christenen zijn deze richtlijnen en de angst het van God gegeven gezag te tarten, reden geweest om niet mee te doen aan stakingen of andere vormen van arbeidersverzet.

Ook politieke opvattingen kunnen een reden zijn voor mensen om niet mee te doen aan een actie. Een aardig voorbeeld hiervan is de oproep die Paul de Groot, de communistische voorman, vlak na de Tweede Wereldoorlog aan de arbeiders deed om zich afzijdig te houden van de golf van stakingen. Ze werden volgens De Groot namelijk georganiseerd door “provocateurs, trotskisten, vrijgelaten NSB-ers, of andere lichte jongens.” Dat zal voor veel communisten niet eenvoudig zijn geweest. Meestal stonden ze vooraan in de strijd, maar nu riep de grote baas op om dat niet te doen.

‘Over de muur’

Angst, berekening en ideologie zijn evenzoveel redenen geweest om niet aan stakingen mee te doen. Voor degenen die de kastanjes uit het vuur moesten halen, was dat niet acceptabel. Bij een staking van grondwerkers in 1823 was de sfeer duidelijk: ‘Jongens, wij moeten morgen niet werken, en die aan het werk gaat, moeten wij met de Spade tussen hals en nek slaan, dan krijgen wij opslag.’ En zo ging het vele malen. Nog een voorbeeld levert de journalist Schotting die in 1907 bij een staking in de haven van Rotterdam undercover als onderkruiper solliciteerde. Bij aankomst kwam hem een briefje onder ogen met de tekst ‘Mannen! Denk om Huizer. Het kan ook U gebeuren.’ Deze Huizer, ook een onderkruiper, was in het ruim gevallen. Een vrolijk vooruitzicht... Of het uit gebrek aan vakkennis was of dat hij door stakers naar beneden was geholpen, vertelt het verhaal niet. Zijn collega’s werden in ieder geval ‘over de muur’ gesmeten. Er zijn verder legio voorbeelden van onderkruipers die een pak slaag opliepen tijdens een van de vele stakingen. Ze werden als vuil behandeld. Dat was ook de reden dat de Chinezen die tijdens de zeeliedenstaking van 1911 door de reders naar Nederland waren gehaald, niet op veel sympathie hoefden te rekenen van de stakers.

Bij veel stakingen in de jaren voor de oorlog volgden groepen stakers en sympathisanten wel-werkenden door de straten en maakten hun afkeer luid duidelijk. In 1923 verpestten stakende bouwvakkers in Rotterdam zelfs de trouwdag van een onderkruiper. Toen deze op 18 april trouwde, leidde dit tot een rel bij het stadhuis en bij de kerk waar de huwelijksinzegening plaatsvond. Ook na de oorlog kwamen dergelijke acties nog voor, maar over het algemeen werden onderkruipers wat minder agressief bejegend. Toch bloeide de haat tegen ‘maffers’ af en toe op. Zeker bij de grote havenstakingen van de jaren ‘70 gebeurde wel eens het een en ander. Het omgekeerde kon trouwens ook. Bij een grote staking van personeel bij Shell trad een deel op als stakingsbreker door de bezette poort te bestormen. Daarmee maakten ze geen vrienden.

Intimidatie

Wie nu denkt dat dergelijk gedrag helemaal niet meer voorkomt, vergist zich. Tijdens een grote staking van buschauffeurs in 1995, geleid door de FNV, deden de leden van het CNV niet mee. Waar dat toe leidde, kunnen we in De Volkskrant van 11 februari lezen: "De werkneemster in het streekvervoer is volgens stakende collega's 'een vuile vieze CNV-kankerhoer'. Haar vaste kanomaat zei dat hij haar op het jaarlijkse bedrijfsuitje in de Ardennen zou verzuipen. Anonieme bellers dreigen haar zelfs de strot af te snijden. De intimidatie van stakende FNV'ers jegens werkwillige CNV'ers heeft de laatste drie actieweken ongekende proporties gekregen."

Werkwilligen konden en kunnen over het algemeen niet op veel sympathie rekenen. Wat hun motieven ook zijn, ze gaan in tegen een actie die bedoeld is te leiden tot een collectieve verbetering, maar zien vaak niet af van die verbetering als hij eenmaal is bereikt.

bronnen
  • Jeroen Sprenger en Vincent Vrooland, “Dit zijn mijn beren” Een studie over de arbeidsverhoudingen tijdens de aanleg van het Noord Hollandskanaal, Amsterdam 1976
  • Sjaak van der Velden, Stakingen in Nederland. Arbeidersstrijd 1830-1995, Amsterdam 2000