Staakt!!! Staakt!!! Staakt!!!


Na de Duitse inval in 1940 leek het korte tijd of er niet veel zou veranderen. Al snel bleek echter dat de bezetter een antisemitische agenda had. Pesterijen van joden waren aan de orde van de dag, tot ze zelf terug sloegen. Na de razzia die de nazi’s vervolgens organiseerden, riepen de communisten de bevolking van Amsterdam op te staken. Die deed dat massaal.

Vanaf 14 mei 1940 was Nederland bezet door de Duitsers. Een van de eerste acties van de nieuwe machthebbers was een verbod op stakingen. Dit verbod paste goed in de plannen die de nazi-regering had met de bezette gebieden. Net als in de Heimat moest er een eind komen aan de klassenstrijd. De economie zou corporatistisch bestuurd worden, vanuit de belangen van zowel de arbeid als het kapitaal. Met dat idee konden veel mensen wel leven, zeker toen de Duitsers nog probeerden de Nederlandse bevolking aan hun zijde te krijgen.

De Nederlandse vakbeweging moest één arbeidsfront worden, onder nazi-bewind

Een andere agenda van de bezetter was echter het verwijderen van het ‘joodse element’ uit het Derde Rijk. Begin 1941 werd steeds duidelijker dat de Duitsers en Nederlandse NSB’ers (leden van de Nationaal Socialistische Beweging) joden het leven onmogelijk probeerden te maken. Ze molesteerden joden en stalen hun spullen. Verzet hiertegen kon niet uitblijven. Op 11 februari werd de NSB’er Koot tijdens een knokpartij op straat doodgeslagen. Een paar dagen later was het weer raak, nu sloegen bezoekers van de belaagde joodse ijssalon Koco fel van zich af. Als strafmaatregel voerden de bezetters een razzia uit waarbij ze 427 joden oppakten. Slechts twee van hen zouden de oorlog overleven.

Deze razzia was voor gemeentearbeiders Piet Nak en Willem Kraan - leden van de communistische partij CPN - het teken voor actie: er moest iets worden ondernomen tegen het geweld van de bezetters. Ze verspreidden daarom een oproep tot staking waaraan massaal gehoor werd gegeven. Twee dagen lang lagen Amsterdam en omgeving plat, maar na de schrik bekomen, sloegen de Duitsers hard terug. Veertien doden kostte de staking, maar de bezetter wist nu dat hij de Nederlanders niet makkelijk voor zich zou kunnen winnen. De moord op ruim honderdduizend Nederlandse joden kon helaas niet worden tegengehouden.

Lees lange versie

Na het stakingsverbod door de Duitse bezetter werd daadwerkelijk het werk enkele maanden niet neergelegd. Nederlanders herkregen echter langzaam hun moed om te staken, ook omdat ze er nog geen flauwe notie van hadden met welke barbaarse straffen ze geconfronteerd zouden gaan worden. De eerste stakingen dateren uit de zomer en herfst van 1940. Het ging om acties bij de werkverschaffing. Hoewel de Sicherheitspolizei met harde maatregelen dreigde, kwam het toch tot een schikking. Deze schikking gaf de arbeiders het gevoel een overwinning te hebben behaald en dat er meer te bereiken was.

Toen eind december vanwege de vorst de werkverschaffing werd stilgelegd en de arbeiders flink in inkomen achteruit gingen, leidde dat opnieuw tot onrust. Massale demonstraties van duizenden werkverschaffingsarbeiders trokken door Amsterdam, met als doel een hoger loon. Wederom behaalden ze enig resultaat: ze kregen een extra winteruitkering. Een maand later was het alweer raak. De Duitsers wilden arbeiders verplichten in Hamburg op de scheepswerven te gaan werken, omdat een oproep tot vrijwillige aanmelding geen effect had. Tegen dit voornemen brak op 17 februari 1941 een staking uit bij de Nederlandse Scheepsbouw Maatschappij, Verschure, Du Croo & Brauns en De Vries Lentsch. Ook bij de Nederlandse Droogdok Maatschappij en Amsterdamse Droogdok Maatschappij legden arbeiders het werk neer. Wederom volgde een overwinning; alleen vrijwilligers gingen naar Duitsland.

Protest tegen antisemitisme

Ondertussen toonden de nazi’s steeds meer hun antisemitische aard. De vele duizenden Amsterdamse joden kregen te maken met pesterijen en mishandelingen. Toen een patrouille van de Duitsers zich toegang trachtte te verschaffen tot een joodse ijssalon, verdreef de eigenaar hen met ammoniak. De bezetter greep dit aan voor een razzia op 22 en 23 februari 1941, waarbij meer dan vierhonderd mannen werden weggevoerd. Leden van de illegale CPN riepen de gemeentearbeiders vervolgens op om uit protest het werk neer te leggen. Dit gebeurde eerst aarzelend, maar de staking breidde zich al snel als een olievlek uit over de rest van de stad. Ook de CPN was hier duidelijk niet op voorbereid. Na de eerste oproep door de CPN onttrok de beweging zich aan iedere controle. Opvallend is dat toen de staking in de particuliere bedrijven pas echt op gang kwam, de gemeentearbeiders het werk alweer hervatten.

Buiten Amsterdam werd ook gestaakt: in Weesp, Hilversum, Zaandam, Jisp, Haarlem, Velsen, Muiden, Huizen, Zuilen en Utrecht. Op de derde dag, toen elders de staking al voorbij was, legden bij drie bedrijven in Jutphaas nog eens achthonderd mensen het werk neer. In Amsterdam staakten in totaal een kleine 35.000 arbeiders. Het zwaartepunt lag in de metaalbedrijven en bij de gemeente, maar enkele andere bedrijven mogen niet onvermeld blijven. Zo legde het voltallige personeel van De Bijenkorf en Gerzon de arbeid neer, terwijl ook confectiebedrijf Hollandia, de Wester Suiker Maatschappij, de Bataafsche Petroleum Maatschappij en de BATCO plat gingen.

De Duitsers waren aanvankelijk verrast door de massaliteit van de beweging, maar reageerden vervolgens snel. Met grof geweld (negen doden) werd de staking neergeslagen. Vervolgens werden nog eens drie mensen geëxecuteerd en kwamen twee mensen in een concentratiekamp aan hun einde. Het was de Nederlandse bevolking daarna wel duidelijk dat met de bezetters niet viel te spotten.

En de vakbeweging?

In juli 1940 ontbood de bezettende macht het voltallige bestuur van het NVV. Dat kreeg te horen dat nazi Woudenberg de leiding over zou nemen. Het NVV kwam bovendien onder bewind te staan van Dienststelle Hellwig. Evert Kupers en Simon de la Bella werden op staande voet ontslagen. Protest werd door de NVV-leiding slechts mondjesmaat aangetekend, omdat men vond dat de organisatie in stand moest blijven. Er waren natuurlijk wel bestuurders die protesteerden of zelf ontslag namen, zoals Henk van den Born van de metaalbewerkersbond. Maar de grootste vakcentrale van Nederland werd zonder noemenswaardig protest met een pennenstreek aan de nazi’s overgeleverd. Alleen in Twente werd tegen de veranderingen geprotesteerd en liepen de leden massaal weg. Heel anders ging het met het NAS. Dat werd simpelweg verboden. De confessionele vakcentrales CNV en RKWV mochten vooralsnog blijven voortbestaan. De vijfde grote vakcentrale die Nederland in die dagen telde, de neutrale Nederlandse Vak Centrale (NVC), ging voor het jaar om was zonder tegenstribbelen op in het gelijkgeschakelde NVV.

‘Studiereis’

Eind 1940 maakte een aantal vakbondsbestuurders op aandringen van de bezetter een studiereis naar Duitsland, om te zien wat daar ‘bereikt’ was. Anderhalve week reisde het gezelschap door Duitsland, kreeg de antisemitische film Jud Süss te zien en bezichtigde Duitse fabrieken. Dit leidde in een enkel geval tot positieve reacties. Zo was RKWV-voorzitter De Bruijn erg te spreken over de geest van kameraadschap in Duitsland. Veel van de economische maatregelen van de Duitsers vond hij vanuit vakbewegingsoogpunt positief. Voor anderen waren maatregelen als een ontslagverbod, een verbod op prijsverhogingen en het reguleren van lonen goede ontwikkelingen.

Na de februaristaking

Geen van de vakcentrales was bij de februaristaking in ‘41 betrokken. Uiteraard keurde het nieuwe NVV-bestuur onder leiding van Woudenberg de staking af. Maar ook het oude NVV-bestuur, dat voor zover dat mogelijk was nog bijeenkwam, distantieerde zich van de staking. De Nederlandse arbeiders moesten hun kruit droog houden, vonden ze. Staken was pas aan de orde als de bevrijding nabij was.

Kwaad bloed

In juli 1941 kwamen ook CNV en RKWV onder toezicht van Woudenberg te staan. Bestuurders namen ontslag en veel leden bedankten voor het lidmaatschap. Bij de katholieken gebeurde dat na een herderlijk schrijven van de Nederlandse bisschoppen. Binnen de CNV heerste daarentegen de principiële houding ‘Wij zijn christelijke vakbeweging of wij zijn niet’. De vakcentrale weigerde daarom het toezicht van Woudenberg te aanvaarden. Het CNV werd daarop door de bezetters als straf opgeheven, maar het bestaan van het RKWV sleepte zich nog een jaar voort. Dat tweederde van de NVV-bestuursleden al vóór de oorlog bij het NVV werkte en nu het toezicht op het katholieke RKWV overnam, zette binnen de Nederlandse vakbeweging veel kwaad bloed. De NVV-bestuurders werden als collaborateurs gezien. Bij de latere fusie tussen NVV en de katholieke vakcentrale, eind jaren zeventig, speelde dit oude zeer nog steeds een rol.

Totale gelijkschakeling

Begin 1941 hadden Hellwig en Woudenberg al besloten dat er drastische maatregelen genomen moesten worden om de hele vakbeweging gelijk te schakelen. Een volgende stap in de reorganisatie van het NVV was daarom de opheffing van 271 besturenbonden van het NVV. Deze werden vervangen door 72 districtskantoren. Bijna alle voorzitters van de aangesloten bonden protesteerden tegen de reorganisatie, maar in Twente was het verzet het sterkst. De bestuurdersbonden in Almelo, Enschede en Hengelo weigerden de maatregelen van de gelijkgeschakelde leiding uit te voeren. Woudenberg reisde af naar Twente om hen te overtuigen mee te werken. Kees van Es, voorzitter van de Enschedese bestuurdersbond, zei hem in het gezicht ‘dat er geen reden tot juichen was toen Kupers en De la Bella werden afgezet en men een Woudenberg kreeg’. Woudenberg antwoordde met: ‘Ik ben de baas’ en een week later was Van Es ontslagen.

De Twentse NVV-bonden voerden sinds de zomer van 1940 al oppositie tegen het besluit om door te werken onder nationaal-socialistische leiding. Na de opheffing van de bestuurdersbonden was de maat vol en legden alle Twentse bestuurders hun functie neer. Duizenden leden volgden dit voorbeeld en traden uit de bonden. In mei 1941 werden drie Twentse vakbondsbestuurders door de Sicherheitspolizei gearresteerd, waaronder Gerrit Visser en Klaas Tabak. Ze zouden later omkomen in een concentratiekamp. Meer vakbondsmensen wilden hun functie neerleggen en riepen op het NVV te verlaten. Vakbondsleden kwamen bijeen op illegale vergaderingen en een interne strijd brak los. Ook vanuit het oude kader van het NVV, dat vanaf mei 1941 illegaal bij elkaar kwam, kwamen oproepen om de bonden te verlaten.

De werkgeversorganisaties protesteerden eveneens tegen de gelijkschakeling van de vakbeweging. Voor straf werden zij door de Duitsers in augustus 1941 opgeheven.

Naar Duits model

In 1942 maakten de Duitsers ten slotte een eind aan alle nog bestaande illusies over een vrije vakbeweging. De bezetter hief op 1 mei 1942 het NVV op en liet het opgaan in het nationaal-socialistische Nederlands Arbeidsfront (NAF) naar Duits model. Nu was voor de meeste leden de maat vol. Bij Stork in Hengelo kwam het zelfs tot een korte staking toen NVV-bestuurders het terrein betraden om de gelijkschakeling in het Arbeidsfront te rechtvaardigen.

Wilt u meer weten over de vakbeweging in de oorlog? Ga dan naar http://www.vakbewegingindeoorlog.nl/ 

bronnen
  • Ben Sijes, De Februaristaking 25-26 februari 1941, Den Haag 1954
  • Theun de Vries, Februari, Amsterdam 196
  • Annet Mooij, De strijd om de Februaristaking, Amsterdam 2006
  • Marcel Timmerman, De moderne vakbeweging in Twente 1940-1945, Hengelo 1988
  • Gjalt Zondergeld, Ons Socialisme, Uw Toekomst. Henk Woudenberg en het Nederlands Arbeidsfront (1942/1945), Apeldoorn 2010