De ‘satanische samenzwering’ van 1903


Ons land kent niet veel straten of openbare gelegenheden die de naam dragen van een gewoon vakbondslid. Een uitzondering is de Dirk Vreekenstraat in Amsterdam, genoemd naar een moedig man die op 29 januari 1903 weigerde een treinwagon te plaatsen. Zijn weigering was het begin van een van de grootste arbeidsconflicten uit de geschiedenis.

‘Niet om hooger loon en korter werktijd [...] is deze staking voortgekomen, doch uit hooger motief: uit solidariteit.’

Dirk Vreeken weigerde werk, omdat bij het havenbedrijf waar de wagon naartoe moest, een staking aan de gang was. De spoorwegvakbonden hadden tot een werkweigering opgeroepen uit solidariteit met de stakers die streden voor de closed shop: zij wilden uitsluitend werken met collega’s die ook vakbondslid waren. In die dagen een bekende eis. Vreeken werd gedreigd met schorsing en vanaf dat moment raakte de ontwikkeling in een stroomversnelling. Groep na groep bij de spoorwegmaatschappijen legde het werk neer. Eerst in Amsterdam en omgeving, maar al na een dag in het hele land. De spoorwegstaking van 1903 was een feit. SDAP-Kamerlid Ter Laan sprak op 30 januari in Den Haag voor de vakbonden de volgende woorden: ‘Niet om hooger loon en korter werktijd, hoe prijzenswaardig en begerenswaardig ook, is deze staking voortgekomen, doch uit hooger motief: uit solidariteit.’

Dat de spoorwegmannen daarnaast ook hun eigen eisen stelden, zaken waarover al jaren onvrede bestond, moge duidelijk zijn.

‘Laat u niet voeren op gevaarlijke paden: blijft op den weg der orde.’

Lees lange versie

Op 29 januari 1903 brak buiten de vakbonden om tamelijk onverwachts een spoorwegstaking uit. In enkele dagen tijd dwongen de stakers de directies van de spoorwegmaatschappijen op de knieën. Toch waren de vakbondsbestuurders niet enthousiast over dit gevaarlijke avontuur. De leiding van de ‘moderne’ Nederlandsche Vereeniging van Spoor- en Tramwegpersoneel (NV) steunde de staking met de grootste terughoudendheid. Om hun greep op de leden en hun leidende rol niet te verliezen, stelden voormannen Oudegeest en Petter van de NV zich wel aan het hoofd van de beweging. Een beweging die zich echter niet meer liet sturen. De NV-leiding leek de arbeiders tijdens een vergadering in Plancius nog wel zo ver te krijgen de staking niet uit te breiden. Maar enkele uren later was de geest toch uit de fles: de staking breidde verder uit.

Satanische macht

Twee dagen na het uitbreken van de staking onder het spoorwegpersoneel capituleerden de directies volledig. Mensen die de vakbeweging een warm hart toedroegen, reageerden enthousiast, maar dat gold niet voor iedereen. Het land was in rep en roer. Enkele duizenden stakers voerden een actie die door de aard van hun bedrijf tot in alle uithoeken van het land gevolgen had. Behoudend Nederland schrok en wilde maatregelen tegen de stakers. Een dominee sprak zelfs de onheilspellende woorden: “De beweging die tot Amsterdam beperkt scheen, moet zich nu of straks uitbreiden over heel de wereld; zij mondt uit in de wereldrepubliek. En die Republiek wordt wat zij in het wezen der zaak reeds is, de eenhoofdige regeering aangegord met de Satanische macht, zich keerende, als de volken niet vinden wat zij zoeken, tegen God en zijn gezalfde.” Hij was een van de velen die vol afschuw spraken over de gebeurtenissen, terwijl aan de andere kant mensen als Troelstra hun revolutionaire hart weer voelden kloppen. Het socialistische kamerlid dat zich eerder had verzet tegen dergelijke spontane acties,schreef: “Arbeiders, kameraden, het gaat goed zoo. Men kan het hooren groeien.”

Het waren goede tijden voor de socialistische arbeidersbeweging: de nieuwe leden stroomden toe en ook het aantal stakingen steeg. In januari waren er naast de spoorwegstaking nog 16 stakingen, in februari groeide dat aantal tot 42. De overgrote meerderheid van deze conflicten brak uit buiten de bonden om. De vakbondsleiding was dan ook minder enthousiast over de toegenomen strijdbaarheid van veel arbeiders dan je zou denken. Professor Rüter, die we moeilijk kunnen verdenken van revolutionaire gezindheid, beschrijft het zo in zijn proefschrift: “De arbeiders rukten aan de breidels, die hun leiders hun hadden aangelegd, en het leek niet onmogelijk dat ze zich zouden losrukken.” Daar kwam nog bij dat de tegenstanders, van de eerste schrik bekomen, zich klaar maakten om het arbeidersverzet de kop in te drukken.

Strijdbare regering

Van de reacties van dominees, pastoors en rechtse politici hebben we hierboven een voorbeeld gegeven, maar de regering ging daadwerkelijk in de aanval. Al op 5 februari verscheen in De Staatscourant een Koninklijk Besluit waarin de miliciens van de lichtingen 1900 en 1901 onder de wapenen werden geroepen. Deze maatregel bracht de totale troepenmacht op 25.000 man en werd toegejuicht door alle niet-socialistische bladen. Een dag nadat de Tweede Kamer voor het eerst sinds de spoorwegstaking weer bijeen kwam, op 25 februari 1903, diende de regering onder leiding van voormalig dominee Abraham Kuyper drie wetsontwerpen in. Staking door overheidspersoneel en spoorwegpersoneel werd strafbaar gesteld, net als het hinderen van andere mensen om te werken. Ook werd de staatsbegroting voor het departement van Oorlog verhoogd en een onderzoek aangekondigd naar de rechtsverhoudingen en de voorwaarden waaronder het spoorwegpersoneel in dienst was. En dat terwijl Kuyper enkele decennia daarvoor nog had geschreven dat de kerk aan de kant van stakende arbeiders stond.

Comité van Verweer

In het land werd toen al enige weken gesproken over de mogelijke komst van een anti-stakingswet. De georganiseerde arbeidersbeweging was daarom voorbereid. Op 20 februari richtten de bonden een Comité van Verweer op, dat het verzet tegen een verwacht stakingsverbod zou vormgeven. Vanaf de eerste dag werd het comité gekenmerkt door twee zaken: verdeeldheid tussen de diverse politieke stromingen (sociaal-democraten, anarchisten, syndicalisten, revolutionairen) en dringende oproepen aan de arbeiders om hun geduld te bewaren. Met dergelijke oproepen was de NV al direct na de januaristaking begonnen. Zo schreven Petter en Oudegeest op 5 februari: “Men beware echter zijn kalmte, wachte de geheime instructie af en doe niets zonder order van het hoofdbestuur.” In de eerste dagen wilden de arbeiders nog wel in beweging komen, maar op 8 maart, toen de directies van de spoorwegmaatschappijen met hernieuwde moed honderd radicale vakbondsleden ontsloegen, was de reactie van de arbeiders tamelijk lauw.

Verloren strijd

Die lauwheid is voor een deel te verklaren uit het feit dat de protestantse en katholieke vakbewegingen niet van plan waren mee te doen aan enig verzet tegen de voorgestelde wet. De protestantse arbeidersorganisaties verenigden zich zelfs in een eigen Comité van Verdediging. Dit comité riep de christelijke arbeiders op zich niet aan te sluiten bij het verzet ‘tegen de bij de Regeering en Volksvertegenwoordiging in behandeling zijnde wetten’. De katholieke organisaties publiceerden een manifest met de woorden ‘Laat u niet voeren op gevaarlijke paden: blijft op den weg der orde.’ Van die zijden hoefden de actievoerders tegen de ‘dwangwetten’ van Kuyper niets te verwachten.

Toen het in april eindelijk zover was dat het wetsontwerp in de Tweede Kamer werd behandeld en er gestaakt zou worden, kwamen slechts enkele tienduizenden arbeiders in beweging. Door de geringe animo voor de uitgeroepen algemene staking werd de staking al na enkele dagen opgeheven. De strijd was verloren, enkele duizenden stakers werden ontslagen en de arbeidersbeweging ging sombere tijden tegemoet. Tot in de jaren dertig verschenen in socialistische bladen oproepen om de ‘slachtoffers’ van 1903 financieel te ondersteunen!

Verraders en vernieuwers

Het verlies van de tweede spoorwegstaking werd door radicale socialisten verklaard uit ‘het verraad’ dat de gematigden zouden hebben gepleegd. Massavergaderingen waarin bondsbestuurders op het matje werden geroepen, droegen deze visie ook uit. De gematigden zagen in de nederlaag juist een aanwijzing dat het zo niet verder kon. Er moest worden gekozen voor het ‘moderne’ systeem van gecentraliseerde organisaties met betaalde bestuurders. Een systeem waarbij ‘de uitvoerende macht gelegd wordt in handen van een centraal college, het hoofdbestuur, dat, ingevolge de bepalingen van statuten en reglementen, alsmede van de besluiten der organisatie, en daaraan onderworpen, het geheele doen en laten van den vakbond regelt, beheert en leidt’, aldus Polak .

ANDB als grote voorbeeld

Bewonderend keken de gematigden op naar de ANDB: ”Een burcht van verwonderlijke kracht. Het was menschelijk, die kracht te beschouwen als in hoofdzaak voortvloeiend uit het goede organisatiebeginsel van den bond, van de juiste tactiek die hij volgde, van de bekwaamheid zijner leiders en de trouw der leden", zoals de socialistische dichteres Roland Holst dit zo mooi verwoordde.

Het succes van deze bond werd maatstaf voor de hele vakbeweging. Ook de radicale socialistische poot ging steeds meer die kant op, net als de confessionele. In die zin is 1903 een jaar van groot belang geweest voor de geschiedenis van de Nederlandse vakbeweging. Tijdens de tweede spoorwegstaking werd duidelijk dat in de vakbeweging geen plaats is voor avonturiers die het bestaan van leden in gevaar brengen. Maar de eerste spoorwegstaking, die van januari, heeft ook laten zien wat solidariteit tussen groepen werknemers kan bereiken.

bronnen
  • Actestukken der Samenzwering. Gedenkboek der Werkstakingen van 1903, 2 delen, Wageningen 1903
  • Ph. J. Hoedemaker, De duistere achtergrond der dingen. Leerrede over Eph. 6:12, gehouden zondagvoormiddag den 1sten Februari l.l. in de Westerkerk, Amsterdam 1903, p. 15
  • Albert de Jong, De spoorwegstaking van 1903, Heemstede 1953
  • Henri Polak, De vakvereeniging. Een beknopte beschouwing van haar wezen en geschiedenis, Amsterdam 1922
  • A.J.C. Rüter, De spoorwegstakingen van 1903. Een spiegel der arbeidersbeweging in Nederland, Leiden 1935