De vakbeweging als een sociale ANWB


Vakbonden hebben zich altijd om het individuele lid bekommerd. Ze streden niet alleen voor een collectieve arbeidsovereenkomst, maar keken ook hoe binnen collectieve arrangementen het individu werd behandeld. Dat was belangrijk om ervoor te zorgen dat regelgeving en gemaakte afspraken werden nagekomen, maar ook om mensen lid te maken. Korte tijd hebben sommige leden gedacht dat dit de belangrijkste taak zou worden: de vakbeweging als een sociale ANWB.

Op de website van de FNV staat: ‘Je werkgever leeft de cao niet na. Je wilt korter werken, maar je komt er met je baas niet uit. Je wordt bedreigd met ontslag. Of je hebt problemen met de uitkeringsinstantie. Om maar enkele voorbeelden te noemen.

Arbeiders waren willoos slachtoffer van kwaadwillende werkgevers

Allemaal vervelende situaties waarbij je een goed advies of juridische hulp kunt gebruiken om sterker te staan. Ons Contactcenter helpt jou als FNV-lid verder. Als juridische stappen onvermijdelijk zijn, dan kun je rekenen op de inzet van de deskundige juristen van de FNV.’

Deze juridische voorziening, net als de hulp bij het invullen van belastingformulieren, staat in een lange traditie van de vakbeweging.

Lees lange versie

De eerste vakbonden ontstonden vaak uit organisaties die probeerden vakgenoten te steunen bij problemen. Niet alleen collectief door het afsluiten van cao’s, maar ook individueel. Deze zorg beperkte zich echter vooral tot het verlenen van een uitkering uit de ziekenkas of het begrafenisfonds. Juridische bijstand of hulp bij belastingaangifte was niet nodig want omdat ze zo weinig verdienden, betaalden arbeiders in die tijd nog geen inkomsten- of loonbelasting. Een stap naar de rechter om een beslissing van hun patroon aan te vechten, was in de negentiende eeuw ook bij voorbaat kansloos. In de wet stond immers dat de patroon bij verschil van mening over het loon ‘op zijn woord’ werd geloofd.

Dat is tegenwoordig heel anders met de belastingservice en de juridische dienst. Deze instituten zijn in de tussenliggende ruim honderd jaar opgebouwd. Uit oprechte zorg voor het lot van de leden, maar ook als een middel om het belang van de vakbeweging duidelijk te maken.

Arbeidsrecht

De basis voor de moderne voorzieningen van de FNV is gelegd in het verleden. Doordat de wetgeving veranderde en er sociale wetten tot stand kwamen waar arbeiders een beroep op konden doen, was het soms nodig naleving van die wetten af te dwingen. Daarom begon de Amsterdamse Bestuurders Bond in 1901 als eerste met een Bureau voor Arbeidsrecht. Via dit bureau konden arbeiders worden geholpen die voorlichting en steun nodig hadden in verband met de invoering van de Ongevallenwet. In die wet werd voor het eerst iets geregeld voor arbeiders die door een bedrijfsongeval arbeidsongeschikt werden en dus zonder inkomen kwamen te zitten. De werkgevers hadden zich met hand en tand tegen de wet verzet, maar ze kwam er toch. Nu kwam het erop aan arbeiders te ondersteunen als ze aanspraak wilden maken op de wettelijke uitkering van maximaal 2 gulden 80 per dag. De vakbeweging voorzag met de Bureaus voor Arbeidsrecht duidelijk in een behoefte. Die behoefte werd nog versterkt na de invoering van de Wet op het Arbeidscontract van 1909. De meeste arbeiders waren niet op de hoogte van deze wet en dat maakte hen willoos slachtoffer als hun werkgever zich niet aan de gemaakte afspraken hield. Hulp van een Bureau voor Arbeidsrecht kwam dan goed van pas.

Moeilijk arbeidersleven

In 1914 waren in het land al 31 van deze bureaus, die zich trouwens met meer bezighielden dan alleen de Ongevallenwet en de Wet op het Arbeidscontract. Toen steeds meer arbeiders in aanmerking kwamen voor het betalen van inkomstenbelasting, was de hulp van de bureaus meer dan welkom. Alleen bij strafrechtzaken hielden ze zich afzijdig. De bekendste vooroorlogse geschiedschrijver van de vakbeweging, Jan Oudegeest, beschreef de ambtenaren van de bureaus als volgt: ‘personen (...) die uit de arbeidersklasse voortgekomen zijn, dus geen academische studie gemaakt hebben, maar daarentegen de moeilijkheden van het arbeidersleven zelf hebben meegemaakt en die meer en meer het sociale element naar voren gebracht hebben bij de verdediging hunner cliënten.’

Tot dan waren de bureaus plaatselijk georiënteerd. In plaatsen waar geen bureau bestond, waren arbeiders nog steeds aan iedere willekeur overgeleverd. In 1929 ging het NVV daarom over tot de inrichting van provinciale bureaus. Daarmee dekte deze belangrijke voorziening het gehele land. In 1942 reorganiseerde de bezetter de bureaus naar Districtsbureaus voor Rechtsbescherming. Maar toen was geen sprake meer van een vrije vakbeweging.

Rechtskundige Dienst

Bij terugkeer van het onafhankelijke NVV in 1945 werd een Rechtskundige Dienst in het leven geroepen, met meer professionele krachten dan bij de oude bureaus. Een jaar later werd onder leiding van deze dienst een tiental Regionale Bureaus voor Arbeidsrecht opgericht met elk één of meer correspondentschappen. Wat ook stevig werd aangepakt, was de hulp bij het invullen van belastingformulieren. Al in 1933 was er een belastinggids uitgegeven, maar na de oorlog kwam de hulp pas echt goed op gang. Tot op de dag van vandaag, nu ongeveer zesduizend FNV-leden gratis hulp bieden aan andere leden bij het invullen van honderdduizenden belastingformulieren, gaat deze service door.

De FNV heeft ook een eigen advocatenkantoor waar ingewikkelde juridische zaken worden opgepakt. Zo werd in 2015 een rechtszaak tegen ABN AMRO gewonnen over pensioengeld. Maar ook het recht om te staken moet soms nog voor de rechter bevochten worden, zoals in 2013 in Emmen. Werknemers van Draka wilden daar staken voor behoud van werkgelegenheid. Draka wilde een onnodige reorganisatie doorvoeren, waarbij vijftien werknemers zouden worden ontslagen. Terwijl de productie volop draaide en er vaak moest worden overgewerkt. De rechter oordeelde dat de staking gewettigd was. Het resultaat van de staking was dat alle banen behouden bleven.

Deze laatste voorbeelden maken duidelijk dat ook juridische strijd collectieve gevolgen kan hebben. Het bestaan van steun aan het individuele lid, in welke vorm dan ook, is een deel van het vakbondswerk dat vanaf het allereerste begin heeft bestaan. Naast collectieve strijd is dit dan ook een onlosmakelijk deel van de strijd van de vakbeweging geweest.

bronnen
  • Oudegeest, De geschiedenis der zelfstandige vakbeweging in Nederland, deel 2, Amsterdam 1932