‘Kapitaal met de centen aan de haal’


‘Altijd gaat het kapitaal met de centen aan de haal’ riepen duizenden demonstranten die in 1972 door de straten van Breda trokken. Ze steunden de arbeiders die Enka bezetten uit protest tegen een voorgenomen sluiting. De bezetters zagen kans de sluiting tien jaar uit te stellen.

Na de Tweede Wereldoorlog en de periode van wederopbouw volgde een aantal jaren waarin de lonen snel stegen, de welvaartsstaat vorm kreeg en veel mensen hoop hadden op een mooie toekomst. Maar ook aan deze periode kwam een eind. Aan het eind van de jaren zestig zette een golf massa-ontslagen in die nog vele jaren aanhield. Hele bedrijfstakken bevonden zich in zwaar weer en probeerden de kosten te verlagen door personeel te ontslaan. Of zelfs helemaal dicht te gaan.

Bezetting spaarzaam ingezet als onorthodox middel om tij te keren

Wat konden de werknemers en hun vakbonden daartegen doen? Niet veel, want de macht om te investeren bleef onverminderd in handen van het kapitaal en in het geval van Enka in Breda een internationaal concern. Vakbondsonderhandelaars probeerden er voor hun leden een zo goed mogelijke regeling uit te slepen, maar het besluit van sluiting stond vast en werd doorgevoerd. Slechts door actie te voeren kon het tij misschien worden gekeerd. Dat lukte en maakt de bedrijfsbezetting van Enka een moedige en geslaagde poging om die macht van het kapitaal te breken. Dat was in 1972.

Lees lange versie

In ons land werd het middel van de bedrijfsbezetting slechts sporadisch gebruikt, maar daar kwam in de jaren zeventig verandering in. Geïnspireerd door buitenlandse voorbeelden bezetten de werknemers van tientallen ondernemingen hun bedrijf in een poging sluiting tegen te houden. Soms lukte dat, soms was het succes tijdelijk en soms ging de actie direct verloren. De mensen die in hun bestaan werden getroffen, lieten in alle gevallen echter zien dat ze zich niet willoos gewonnen gaven.

Bij Enka-Breda lukte het

Zo ook de personeelsleden van Enka-Breda. Omdat het concern achter deze kunstvezelfabriek besloot de vestiging in Breda te sluiten, heerste daar grote onrust (net als bij vestiging Emmer-Compascuum, die ook dicht moest). Vanaf de dag dat het structuurplan van Enka-Glanzstoff, een onderdeel van AKZO, bekend was, overlegden vakbonden en directie over de te volgen stappen. Toen duidelijk werd dat overleg niet zou leiden tot afstel van de directieplannen, lanceerde NVV-bestuurder Arie Lakerveld het idee van een bedrijfsbezetting. Deze werd in het diepste geheim minutieus voorbereid. Naar het leek volkomen onverwacht bezette een groep Kaderleden van NVV en NKV op 18 september 1972 het bedrijf. De directie mocht er niet meer in en alleen aan gewone personeelsleden werd toegang verleend. Iets meer dan 450 bezetters namen het bedrijf gedurende vijf dagen over en behaalden een glanzende overwinning. Het structuurplan was van tafel. Dat tien jaar later ‘Breda’ alsnog dicht ging, doet aan de aanvankelijke overwinning niets af. De arbeiders van Enka hadden laten zien dat strijd, ook op deze onorthodoxe manier, de moeite waard is.

Onwettig middel

In de jaren vlak na de Eerste Wereldoorlog, maar ook in de crisistijd van de jaren dertig bezetten arbeiders in diverse landen massaal hun bedrijven. De Nederlandse vakbeweging voelde niets voor dit middel en wees het af omdat het een verregaande en vooral ook illegale aantasting van het eigendomsrecht was. Ook de wetgever sprak zich uit tegen bedrijfsbezettingen. Toen in 1937 een grondwetswijziging in de Eerste Kamer werd besproken, verklaarde de minister ‘dat het artikel gericht tegen het met onwettige middelen verstoren van de bestaande rechtsorde, zonder den minsten twijfel ook van toepassing is op het aansporen tot het bezetten van fabrieken’.

Wel een aantal 'wilde' bezettingen

Ook in de jaren na de Tweede Wereldoorlog wilde de vakbeweging het wapen van de bedrijfsbezetting niet hanteren. Ze kwamen sporadisch wel voor, maar zonder steun van de vakbonden. Voorbeelden van zulke ‘wilde’ acties zijn de bezetting van stofzuigerfabriek EFA-Produka (Amsterdam, 1950) en de Zwarte nacht van Wilton-Feijenoord (Rotterdam, 1965).

Toch waren er maatschappelijke ontwikkelingen die de bedrijfsbezetting haast opdrongen aan de vakbeweging. Toen vanaf het midden van de jaren zestig het aantal bedrijfssluitingen fors groeide, was duidelijk dat de reguliere staking hiertegen niet kon worden ingezet. Aanvankelijk reageerden de bonden vooral met pogingen om door overleg een goed resultaat te bereiken voor de werknemers. Deze aanpak lag geheel in lijn met het na de oorlog opgebouwde stelsel van industriële verhoudingen, waarin de vakbeweging bijna een gelijkwaardige partner leek naast ondernemers en de staat. Nu het er echter om spande en het kapitaal gewoon zijn zin kon doorzetten, bleek dat de onderhandelingskracht van de vakbeweging tekort schoot. Er moest naar andere middelen worden gezocht.

Solidariteit in Breda

Nadat de directie van Enka-Glanzstoff in april 1972 bekend maakte de fabriek in Breda te willen sluiten, leidde dat tot emotionele taferelen onder de arbeiders en hun gezinnen. Zij beseften dat hun bestaan op het spel stond. Dit gevoel ging door de hele Bredase bevolking heen, want Enka was de grootste werkgever in de regio. De aanvankelijk berustende houding van NVV en NKV om onderzoek te doen naar vervangende werkgelegenheid, sloeg door de reactie van het personeel al snel om. ‘Geen man en vrouw de poort van het bedrijf uit zonder dat er voor hen volwaardige werkgelegenheid is’, was de nieuwe houding.

De hele stad solidair

Iedereen, ook het gemeentebestuur, bemoeide zich nu met de zaak. De ondernemingsraad liet onderzoek doen, de Tweede Kamer vergaderde over de sluiting en de internationale vakbeweging sprak zich uit. Een plaatselijk solidariteitscomité werd opgericht en een protestmars met 2.500 deelnemers trok op 6 mei door Breda. De landelijke vakbonden hielden zich hierbij echter afzijdig, wat hen op interne kritiek kwam te staan.

Tijdens de zomermaanden was het rustig rond de sluiting. Men was in afwachting van een onderzoek dat door de ondernemingsraad was uitgevaardigd. In dat rapport werd de sluiting verworpen, iets waar de directie zich weinig van aan wilde trekken. De bonden hadden hun eigen onderzoek laten doen, waarin werd geconcludeerd dat sluiting onvermijdelijk was. NVV en vooral NKV, dat namelijk de grootste was, kwamen nu in een moeilijke spagaat. Het OR-rapport dat ze op voorhand niet helemaal vertrouwden, wees sluiting in de voorgestelde vorm af, terwijl het ‘eigen’ rapport geen probleem zag in het structuurplan van Enka. Toen ook nog eens bleek dat twee van de Enka-directeuren vonden dat het plan ingetrokken kon worden, was de verwarring compleet.

Voorbeeld Schotse scheepswerf

Na de zomer groeide de onrust weer. Op 15 september wilde een kleine groep arbeiders het werk neerleggen, maar deze wilde staking werd in de kiem gesmoord met het argument van de vakbeweging dat er een grote actie aankwam. NVV-bestuurder Arie Lakerveld was namelijk geïnspireerd door een maandenlange bezetting van een scheepswerf in Schotland en stelde voor dat middel hier ook toe te passen. Wederom weifelden de landelijke bestuurders, maar lokaal ging iedereen akkoord. In het geheim werd een draaiboek geschreven en op 18 september was het zover: het bedrijf werd bezet. Enkele honderden personeelsleden sloten zich bij de actie aan, sliepen in het bedrijf en verlieten de poort pas toen de Raad van Bestuur van Enka-Glanzstoff het structuurplan introk.

Bestuurders nog steeds huiverig

Aanvankelijk zag het daar niet naar uit, want de Raad stelde: ‘De actie is onwettig, de bezetting moet worden opgeheven’. En Piet Brussel, de voorzitter van de Industriebond NKV,  zei op de avond van de eerste dag: ‘De bezetting kan als geslaagd worden beschouwd, want heel Nederland heeft kennis kunnen nemen van het protest van de Enka-werknemers. [...] Bij een protestdemonstratie blijf je toch ook niet doorlopen tot je je zin hebt?’ De bezetters dachten daar heel anders over en de NKV-bestuurders durfden hun plan om de bezetting te beëindigen niet ter sprake te brengen. Dat bleek terecht want honderden bezetters durfden het aan door te gaan en lieten het bedrijf bakzeil halen. 

Ze kregen daarbij steun uit vele hoeken. Collega’s uit Duitsland kwamen hun solidariteit betuigen en de vrouwen van de bezetters demonstreerden op het Binnenhof. De vrouwen werden door Den Uyl in de fractiekamer van de PvdA ontvangen en ook overhandigden ze de minister van Economische Zaken een petitie waarin ze veiligstelling van de werkgelegenheid eisten. Op 23 september verlieten de bezetters in demonstratie het bedrijf, omhelsden hun geliefden en liepen zingend en met bloemen wuivend de stad in.

Navolging in Leiden

In de jaren na ‘Enka’ vonden in Nederland tientallen bedrijfsbezettingen plaats. Meestal was de aanleiding dreigend massaontslag of algehele sluiting van het bedrijf. Enkele daarvan haalden ook weer de landelijke dagbladen, zoals de bezetting van de Koninklijke Nederlandsche Grofsmederij in Zoeterwoude. Daar bezette het personeel tevergeefs het bedrijf gedurende 27 lange dagen en nachten. Wederom met veel steun van de lokale, in dit geval vooral Leidse bevolking.

[TABEL!!!]

Na de jaren zeventig en begin jaren tachtig is het middel van de bedrijfsbezetting aanzienlijk minder in gebruik. Het bleek vaak niet aan de verwachtingen te voldoen, de meeste sluitingen of ontslagen gingen toch door. Daar kwam nog iets bij. De vakbeweging die een bezetting steunde bleek voor de rechter namelijk fors te kunnen worden aangepakt. Dat was het geval bij een bezetting in 1992. Machinefabriek Klieverik in Oldenzaal was al ten dode opgeschreven. Maar om te voorkomen dat de directie de fabriek zou leeghalen, waardoor er geen geld over zou blijven voor het betalen van de achterstallige lonen, bezetten de werknemers met steun van de Industriebond FNV het bedrijf. De eigenaar Bill Vriesinga spande een rechtszaak aan en kreeg uiteindelijk 15 jaar later 16 miljoen euro toegewezen. Onder dreiging van weer een rechtszaak schikte de bond een jaar later en betaalde miljoenen euro’s aan de voormalige eigenaar van Klieverik.

Dit schrok de vakbeweging voor de komende jaren nog meer af van het uitroepen van een bezetting. Als het toch al haast nooit iets uithaalde en de bond ook nog eens het risico liep diep in de buidel te moeten tasten, dan was de overweging gerechtvaardigd om dit half-illegale middel niet meer toe te passen.

bronnen
  • Albert Benschop en Ton Kee, De bedrijfsbezetting van de Enka-Breda. De vakbonden en een multinational, Nijmegen 1974
  • Aad Cortenberghe en Jeroen Terlingen, Enka Dossier. Handboek voor bezetters, Utrecht/Antwerpen 1972
  • Ingrid Cramer, Mark Kranenburg en Jeroen Terlingen, Het GROF schandaal. Blauwdruk van de bezetting van de Koninklijke Nederlandsche Grofsmederij, Leiden 1978
  • J.C. Visser, Bedrijfsbezetting. Het verleden van een aktiemiddel, Amsterdam 1986