Geen demonstratie zonder muziek


Naast stakingen kent de vakbeweging nog een belangrijk machtsmiddel: de demonstratie. De geschiedenis kent veel demonstraties voor grote maatschappelijke kwesties, zoals het algemeen kiesrecht of de achturige werkdag. Het scanderen van leuzen en het zingen van liederen is vanouds een beproefd middel om de eenheid tussen de demonstranten te versterken.

‘Met eene ontrolde oranjevlag en de noodige ketelmuziek aan 't hoofd van den stoet ging men het dorp door’

De grootste vakbondsdemonstratie ooit in Nederland vond plaats op 2 oktober 2004. Honderdduizenden kleurden de straten van Amsterdam rood en paars. Leden van FNV, CNV en MHP gaven zo uitdrukking aan hun onvrede over de regeringsplannen om de pensioenregeling te veranderen.

Demonstreren is altijd een van de middelen geweest die vakbonden gebruikten om hun standpunt en eisen duidelijk te maken. Voor algemeen kiesrecht, voor hoger loon, voor beperking van de arbeidstijd en dus ook tegen plannen om de pensioenregelingen te verslechteren. Telkens weer gaan mensen de straat op om de wereld te verbeteren. Daarnaast wordt sinds 1890 op 1 mei betoogd: om te laten zien dat er nog veel moet gebeuren én om te vieren wat al is bereikt. Deze traditie was in de mottenballen geraakt, maar sinds enkele jaren door de FNV weer opgepakt. 

Bij veel vakbondsacties is de muzikale omlijsting belangrijk. Deze geeft namelijk een gevoel van eenheid, dat anders maar moeilijk bereikt kan worden. Een paar voorbeelden ter illustratie...

Op schaamteloze wijze gebruikte Woudenberg als stroman van de bezetter de 1 mei viering

Lees lange versie

Viering van 1 mei

Sinds jaar en dag wordt de eerste mei beschouwd als een strijd- en feestdag. Op 1 mei 1886 nam de Amerikaanse arbeidersbeweging het voortouw bij een demonstratie van een half miljoen mensen voor invoering van de achturige werkdag. In de nasleep van deze actie vielen in Chicago enkele doden. Anarchisten riepen vervolgens op om de volgende dag opnieuw te demonstreren, nu tegen het politieoptreden. Een dag later kwamen de demonstranten tamelijk rustig bijeen op Haymarket Square. Toen de politie ze uiteen dreef, werd een bom naar de agenten gegooid. Acht van hen vonden daardoor de dood. Hierop schoten agenten tientallen demonstranten neer, van wie velen zich niet in de ziekenhuizen durfden te melden, uit angst voor arrestatie.

Na deze gebeurtenissen besloot de socialistische Internationale tijdens haar oprichtingscongres om op 1 mei 1890 actie te voeren voor de achturendag én die dag ook als feestdag te beschouwen. In Nederland werd de actie door duizenden gevierd met demonstraties en bijeenkomsten. Vanaf dat jaar is 1 mei altijd gevierd door de arbeidersbeweging. Maar met alle latere politieke en vakbondsafsplitsingen volgden vaak evenzovele 1-meivieringen. Deze werden vaak massaal bezocht en de optochten met muziek, vaandels, tulpen en vrolijke lichtjes maakten grote indruk. Een smet op 1 mei als feestdag van het socialisme is dat ook Hitler in Duitsland er een nationale feestdag van maakte. En de parades in de Sovjet-Unie konden evenmin iedereen binnen de vakbeweging bekoren. 

Na de oorlog vierden socialisten en communisten opnieuw 1 mei, maar wederom gescheiden. Tot in de jaren vijftig ging het om soms massale optochten met vele duizenden deelnemers. Het NVV vierde tot 1964 samen met de PvdA 1 mei, maar uitsluitend als feestdag. Het strijdaspect verdween bij de sociaaldemocraten uit beeld. In de jaren zeventig was er een revival te zien van 1-meivieringen door radicale vakbondsleden en linkse politieke partijen. Dat de deelname weer de massaliteit van de vroegere jaren zou halen, bleef echter een illusie. De eerste mei was nu beperkt tot kleine demonstraties en bijeenkomsten in kleine en grotere zalen. Splintergroeperingen hielden de traditie daarna nog levend, maar het duurde tot 2015 voor de FNV probeerde de traditie weer groots op te pakken. Toen trokken 1.500 mensen door Utrecht en in later jaren kwamen er enige duizenden naar in Amsterdam georganiseerde bijeenkomsten. Niet meer de achturige werkdag, maar ‘meer koopkracht’ en ‘echte banen’ waren nu het motto.

Demonstratie voor 10-urige werkdag

Al in een vroeg stadium ijverde de vakbeweging voor de achturige werkdag vanuit het idee ‘8 uur werken, 8 uur ontspanning en 8 uur rust’. Die strijd was een belangrijk motto bij de 1-meivieringen. De eis zelf werd om pragmatische redenen in 1906 tijdelijk aangepast tot 10 uur. Acht uur bleek niet haalbaar voor het hele land, dan maar een eis die op korte termijn misschien wel reëel leek.

In 1910 werd nog massaal gedemonstreerd voor de 10-uren-dag. Onder druk van de algehele opstandigheid die Europa overspoelde, voerde de regering in 1919 de wettelijke achturendag in, gecombineerd met de 45-urige werkweek. Op 11 juli 1919 wordt de Arbeidswet door een grote meerderheid in de Tweede Kamer aangenomen. Ontroerd zongen de sociaal-democraten in de Tweede Kamer de achturenmars.

Acht uur ! zo klinkt door alle landen,
Acht uur zij onze arbeidstijd
Acht uur aan d'arbeid onzer handen
En ook van onze geest gewijd.
Wij willen flink en krachtig werken,
Maar 't lichaam geven zijne eis!
Wij willen maag en geest versterken,
En vrijheid - zelfs tot elke prijs.

Acht uur! Acht uur!
Geen langer arbeidsduur!
Ten strijd! Komt allen op ten strijd!
Ten strijd voor acht uur arbeidstijd.

De vrees is om het hart geslagen
Van vorst en heer en burgerman,
Maar wij, wij zullen niet versagen
Doch strijden tot de laatste man.
Wij kampen voor 't geluk van allen,
Het recht is steeds aan onze zij,
Onz' eisen laten wij niet vallen,
Doch vordren frank en fier en vrij :

Acht uur ! Acht uur ! 
Geen langer arbeidsduur !
Ten strijd ! Komt allen op ten strijd !
Ten strijd voor acht uur arbeidstijd.

Komt allen in 't gelid getreden,
Marcheren wij nu onvermoeid,
Wij hebben lang genoeg gebeden,
't Geloof is in ons hart verschroeid.
Wij weten, niets te kunnen hopen
Van hen, die machtig zijn op aard',
Doch zullen thans hun sterkte slopen, 
En eisen krachtig, onvervaard:

Acht uur ! Acht uur !
Geen langer arbeidsduur !
Ten strijd ! Komt allen op ten strijd !
Ten strijd voor acht uur arbeidstijd.

(Recht voor Allen van 24 april 1890 door Samuel Wolf Coltof (1854 - 1932)

Deze eerste achturendag was geen lang leven beschoren. Want met het verdwijnen van de angst van de ‘bibberbourgeoisie’ en de neergang van de economie verdween de achturendag weer in de la. De 48-urige werkweek, met een dag van 9 uur, deed in 1922 de intrede. Deze bleef bestaan tot in 1960 de vrije zaterdag werd ingevoerd.

Roode Dinsdagen

Vanaf 1910 organiseerde het NVV samen met de SDAP demonstraties voor het algemeen kiesrecht. Beide zagen al vroeg in dat het voor de verbetering van het leven van arbeiders goed zou zijn om voor wetgeving te strijden. Verbetering kon van buitenaf door acties, maar het zou nog beter zijn om die strijd van binnenuit te voeren. Dus door zelf in gemeenteraden en het parlement zetels te hebben. Dat lukte mondjesmaat. Zo kwam ANWV-man Heldt al in 1885 in de Tweede Kamer, maar doordat veel arbeiders nog geen stemrecht hadden, was niet te verwachten dat er velen in Heldt’s voetsporen zouden treden. Het was dus zaak te strijden voor uitbreiding van het kiesrecht, tot het algemeen kiesrecht werkelijkheid zou zijn. 

De kieswet werd weliswaar telkens zo aangepast dat grotere groepen van de bevolking hun stem konden laten horen, maar het ging te langzaam. Daarom werd in 1910 bovengenoemd besluit tot demonstraties genomen. Op Prinsjesdag moest Den Haag rood kleuren, was het idee. De Roode Dinsdagen waren geboren. De eerste dinsdag, in 1911, trok 20.000 deelnemers. Ze boden een petitie aan met 317.500 handtekeningen. De petitie werd door de minister niet aangenomen, maar de boodschap was wel duidelijk. Als zoveel mensen een vrije dag namen en reiskosten ervoor over hadden om op een doordeweekse naar de Hofstad te gaan, dan leefde de eis tot uitbreiding van het kiesrecht blijkbaar nogal. Het jaar daarop mocht van de Haagse burgemeester niet worden gedemonstreerd op Prinsjesdag. 

Daar bedachten de organisatoren iets op. Dan maar in kleine groepjes naar het Binnenhof, maar wel met in totaal tussen de 20.000 en 30.000 mensen. Om een demonstratie te voorkomen, was een grote politiemacht op de been, maar uiteindelijk ging alles goed.

Opnieuw een demonstratie, een jaar later, werd door NVV en SDAP niet wenselijk geacht, omdat de politieke resultaten slechts mager waren. Troelstra, de voorman van de SDAP, wilde het algemeen kiesrecht nu afdwingen met een algemene staking, maar het NVV voelde daar niets voor. De herinneringen aan de gigantische nederlaag van 1903 lagen nog te vers in het geheugen. Dus gebeurde er niet veel in 1913. Wel maakte de SDAP bij de verkiezingen van dat jaar een sprong van 7 naar 18 zetels. De opmars leek niet te stuiten. In 1916 waren er wel weer demonstraties. In september deden in Amsterdam 40.000 mensen mee, nadat op 18 juni al 18.000 mannen en vrouwen hadden betoogd voor vrouwenkiesrecht. 

Onder druk van de opstandige beweging tijdens de Eerste Wereldoorlog kwam uiteindelijk ook het algemeen kiesrecht tot stand. Eerst voor mannen (1917) en vanaf 1919 ook voor vrouwen, die daar soms hun eigen demonstraties voor hadden gehouden.

Honderden kleinere demonstraties

Naast de grote vakbondsdemonstraties zijn er in de loop der jaren vele honderden kleine demonstraties geweest, gericht op veelal lokale zaken. Een kleine greep uit die rijke geschiedenis die tot op de dag van vandaag doorgaat…

We beginnen in een tijd ver voor de eerste vakbonden ontstonden, de achttiende eeuw. In 1736 trokken Amsterdamse scheepstimmerlieden op naar het stadhuis en eisten ‘onder de kreet liever te willen sterven dan iets van hun loon af te staan’ een eind aan de loonsverlagingen. Dijkwerkers voerden in juni 1817 actie voor loonsverhoging. Daarbij stelden zij zich onder aanvoering van de ‘oproerige zich noemende Kapitein van de bende, dewelke gewapend was met een Sabel met een vlag eraan’. Het lukte militairen niet hem in handen te krijgen. Berichten over optochten met onderscheidingstekens als een vlag komen we vaker tegen. Zoals in 1886 te Dongen, waar na een loonsverlaging dertig schoenmakers in woede ontstaken. ‘In rood getooid, met eene ontrolde oranjevlag en de noodige ketelmuziek aan 't hoofd van den stoet ging men het dorp door.’

In de twintigste eeuw werden veel stakingen vergezeld door kleine en grote demonstraties, een traditie die nog steeds aanhoudt. Een voorbeeld daarvan was de actie in 2015 voor het behoud van banen in de zorgsector. Ruim 15.000 mensen uit het land kleurden op 12 september Amsterdam wit tijdens de demonstratie Red de Zorg. Deze demonstratie volgde op een volkspetitie die door ruim 800.000 mensen was ondertekend. 

Liedjes en gedichten

Een demonstratie kan groot zijn of klein zijn, de doelen abstract of zeer concreet, maar vrijwel altijd zien we dat de deelnemers er behoefte aan hebben hun deelname te onderstrepen met muziek. Muziek helpt dingen te onthouden en versterkt het groepsgevoel. Ook binnen de vakbeweging werd dit fenomeen begrepen; al vroeg publiceerden de bondsbladen liedjes. Liedjes die tijdens bijeenkomsten alras in koor werden gezongen. Naast die liedjes komen we in de vakbondspers trouwens ook de nodige gedichten tegen, soms van een hoog niveau, soms van het kaliber ‘al dicht het niet, dan rijmt het toch’. Maar alle speelden zij een rol in de vakbondsstrijd. 
Nog steeds wordt tijdens vakbondsmanifestaties gezocht naar middelen om via muziek de neuzen dezelfde kant uit te zetten. Ook het als muzikaal mantra uitgesproken ‘Wij zijn, wij zijn woedend’ van de grote vakbondsdemonstratie in 2004, was deel van een lied.

De geschiedenis van de vakbeweging kan bijna worden geschreven in de vorm van de vele gedichten en liedjes uit de diverse tijdperken. Een eeuw lang was het bekendste koor De Stem des Volks. Toen dit koor in 1898 zijn eerste uitvoering gaf, zongen de koorleden voor het eerst de Socialistenmars. Deze mars was geschreven door oprichter en diamantbewerker De Levita en operazanger en koorleider Otto de Nobel. Tot het in 2002 werd opgeheven speelde De Stem een grote rol in het populair maken van deze mars en natuurlijk De Internationale.

De Internationale

Nadat de Commune van Parijs in 1871 was verslagen, vluchtten vele communards. Een van hen was een door de commune gekozen burgemeester, Eugène Pottier (1816-1887). Deze liedjesschrijver droeg zijn steentje bij aan de revolutie van 1848, de commune en het vakverenigingsleven. Pottier werd ter dood veroordeeld, maar ontsnapte. Na een amnestieregeling keerde hij terug naar Parijs. Vlak voor zijn dood stuurde hij een liedje naar een uitgever, dat hij tijdens de commune had geschreven. Naar zijn idee moest het worden gezongen op de wijs van de Marseillaise. Toen het voor het eerst werd opgevoerd, Pottier was toen al dood, schreef de Belg Pierre de Geyter er echter een eigen melodie bij.

Noch Pottier, noch De Geyter zullen toen hebben vermoed dat hun lied door vele miljoenen mensen over de hele wereld zou worden gezongen. De Geyter heeft dit nog wel even meegemaakt en toen hij in 1932 overleed, stroomden vijftigduizend mensen toe om hem de laatste eer te bewijzen. Voor het Nederlandse publiek vertaalde Henriette Roland Holst in 1898 de Internationale. In 1971 probeerde Jaap van der Merwe een eigentijdse vertaling ingang te doen vinden, maar die heeft het nooit gemaakt. De vertaling van Roland Holst wordt tot op de dag van vandaag bij diverse gelegenheden gezongen. 

De Internationale

Ontwaakt, verworpenen der aarde! Ontwaakt, verdoemde in hongers sfeer! 
Reedlijk willen stroomt over de aarde En die stroom rijst al meer en meer. 
Sterft, gij oude vormen en gedachten!
Slaafgeboornen,ontwaakt, ontwaakt! 
De wereld steunt op nieuwe krachten, Begeerte heeft ons aangeraakt!

Makkers, ten laatste male, Tot den strijd ons geschaard, 
en d’Internationale zal morgen heersen op aard.

De staat verdrukt, de wet is logen, De rijkaard leeft zelfzuchtig voort;
Tot merg en been wordt de arme uitgezogen
En zijn recht is een ijdel woord
Wij zijn het moe naar anderer wil te leven; Broeders hoort hoe gelijkheid spreekt:  
Geen recht, waar plicht is opgeheven, Geen plicht, leert zij, waar recht ontbreekt.

Makkers, ten laatste male, Tot den strijd ons geschaard, 
en d’Internationale zal morgen heersen op aard.

De heerschers door duivelse listen Bedwelmen ons met bloedigen damp.
Broeders, strijdt niet meer voor anderer twisten, Breekt de rijen! Hier is uw kamp!
Gij die ons tot helden wilt maken, O, barbaren, denkt wat ge doet;
Wij hebben waap’nen hen te raken, Die dorstig schijnen naar ons bloed.

bronnen
  • Jan Gielkens, Luchien Karsten en Ger Harmsen, Een dag is 't van vreugde een dag is 't van strijd Geïllustreerde geschiedenis van 1 Mei in Nederland, Amsterdam 1990
  • Jaap van de Merwe, Gij zijt kanalje! Heeft men ons verweten. Het proletariërslied in Nederland en Vlaanderen, Utrecht/Antwerpen 1974
  • Jaap van de Merwe, Verzet per koeplet. Nieuwe rebelse liedjes, Utrecht/Antwerpen 1976
  • Danny Nooteboom, Adèle Jansma-Gazan, Salvador Bloemgarten, 100 jaar ‘De Stem des Volks’. Van Strijdlied tot Oratorium, Amsterdam 1998
  • Sjaak van der Velden, Links. PvdA, SP en GroenLinks, Amsterdam 2010
  • Vakbondsdemonstratie 2004
  • Demonstratie Red de Zorg
  • De eerste 1 mei-viering in Nederland
  • Socialistenmars door Stem des Volks