De voorlopers van de moderne vakbeweging
In 1894 richtten stakende Amsterdamse diamantbewerkers een nieuwe vakbond op, de Algemene Nederlandse Diamantbewerkers Bond (ANDB). In vrij korte tijd zag deze bond kans een groot deel van het diamantproletariaat te organiseren. Dat gebeurde volgens de principes van de Engelse Trade Unions. Verplichte contributie, betaalde bestuurders en een stakingskas maakten daar deel van uit.
Op hare leden moet zij onder alle omstandigheden kunnen vertrouwen
De organisatieprincipes van de moderne vakbeweging in ons land zijn ruim een eeuw oud. Overgenomen uit vooral Engeland schoten ze voor het eerst wortel onder de Amsterdamse diamantbewerkers. Zoals hun bond, die was opgericht in 1894, was georganiseerd zo zagen in feite het latere NVV en de christelijke organisaties er ook uit. Zelfs het NAS dat eigenlijk niets wilde weten van de aanpak van de Algemene Nederlandse Diamantbewerkers Bond (ANDB), nam met de jaren haar organisatie principes over.
De belangrijkste stelregel was misschien wel dat in de ANDB de leden hun zeggenschap voor een tijd uit handen gaven aan een zelfgekozen bestuur en de organisatie ervoor zorgde dat ze met betaalde bestuurders en een flink bedrag in kas de strijd met de machtige ondernemers met vertrouwen in kon gaan.
De ANDB kwam voort uit een spontane staking van chipsslijpers die op 5 november 1894 uitbrak. Chipsslijpers verwerkten het diamantafval en stonden niet in zo groot aanzien als de diamantklovers en -snijders. Daar kwam nog bij dat de laatste groepen veelal joods waren en de chipsslijpers niet. De stakende slijpers kregen echter ook de joodse groepen zo ver dat ze in staking gingen en de industrie lag daarmee geheel plat. Leiders van de staking waren ‘ome’ Jan van Zutphen en Henri Polak. Onder hun aanvoering zagen de stakers kans om de overwinning te behalen. Niet alleen dat, maar zij overtuigden hun collega’s er ook van dat het goed zou zijn om een blijvende organisatie tot stand te brengen. Dat werd de Algemeene Nederlandsche Diamantbewerkers Bond (ANDB).
De 'moderne' beweging
Omdat de beginselen waarop de nieuwe bond was georganiseerd leken op de beginselen volgens welke de Engelse vakbeweging was georganiseerd, noemde men de nieuwe stroming wel ‘trade-unionisme’ van het Engelse woord voor vakbeweging of de ‘moderne’ beweging. Met het laatste woord zette de nieuwe bond zich duidelijk af tegen de oude beweging van het NAS. De verschillen springen inderdaad erg in het oog. De ANDB stond voor een sterke centrale leiding, discipline, volgzaamheid aan de leiding, een sterke centrale stakingskas, professionele bestuurders, een goede administratie en om dit alles mogelijk te maken: een hoge contributie.
Kenmerkend voor de moderne vakbeweging was in de woorden van Polak:
‘Op hare leden moet zij onder alle omstandigheden kunnen vertrouwen. Zij moet er zeker van zijn, dat hare besluiten, eventueel die van hare besturende colleges, stiptelijk nageleefd worden. Bovendien moet zij beschikken over ruime geldmiddelen en tenslotte behoort de leiding toevertrouwd te zijn aan bezoldigde bestuurders, die aldus al hun tijd, kennis en kracht aan de organisatie, haar inwendig beheer en haar optreden naar buiten kunnen wijden.’
Handdoek in de ring
In de praktijk waren deze principes nog slechts principes. In de praktijk gingen er enkele jaren overheen voor er een huishoudelijk reglement was. Het kostte de bestuurders ook veel moeite om de leden zo ver te krijgen dat ze bereid waren contributie te betalen. De geringe bereidheid van de leden om de bestuursbesluiten ‘stiptelijk’ na te leven leidde er op 25 september 1895 toe dat de bestuursleden de handdoek in de ring gooiden. Duizenden arbeiders gingen daarop in proteststaking en op een manifestatie ‘gaven verschillende aanwezigen de verzekering, in het vervolg alles te zullen doen, dat de verschillende bestuurslichamen in het belang van den Bond meenden van hen te moeten vorderen’, zoals Van der Velde in zijn gedenkboek uit 1925 schreef.
Binnen een jaar keerden de leden zich toch weer tegen het bestuur. Op een vergadering in mei 1896 wilde het bestuur het spreekrecht ontzeggen aan een lid met contributieachterstand.
‘Bij deze weigering ontstond een verbazend tumult. Toen er eenige stilte kwam, deed de Voorzitter een beroep op de vergadering. Maar ondanks dit werd bij meerderheid van stemmen besloten, Samson het woord te verleenen. De voorzitter legde daarop den hamer neer en verliet het podium’. Toch lukte het geleidelijk aan om vrijwel alle diamantbewerkers te organiseren en de ANDB op ‘moderne’ leest te schoeien.
Een bijzondere groep arbeiders
Dat dit lukte is voor een aanzienlijk deel het resultaat van de tomeloze inzet van Polak en de zijnen, maar er zijn door historici ook structurele gronden aangewezen waarom dit bij de diamantbewerkers eerder lukte dan bij andere groepen arbeiders. Het succes was ook te danken aan de bijzondere omstandigheden waaronder de diamantbewerkers leefden. De benodigde vakbekwaamheid, de centralisatie van het beroep in een aantal Europese steden en het luxe karakter van het product waren de materiële basis van het succes.
Overigens moeten we dit niet zo begrijpen, dat de groei van de ANDB van een leien dakje ging. De juweliers, de patroons, hebben zich fel verzet tegen de ontluikende macht van het diamantproletariaat.
Toen de ANDB zich had uitgesproken voor de closed shop, dus voor het in de bedrijfstak alleen nog maar aan het werk laten van vakbondsleden, hebben de patroons enkele malen grote stakingen uitgelokt. Ook riepen zij, wat actiever, zelf uitsluitingen uit. Deze grote conflicten vonden plaats in 1895 en 1902. Het waren acties die maanden duurden en waarbij de bond gigantische bedragen had uit te keren. Ze kon dit slechts doordat de kas voortdurend werd gevuld met de wekelijkse bijdragen van de leden.
Binnen korte tijd groeide de ANDB uit tot dan wel niet de grootste, maar wel de kapitaalkrachtigste vakorganisatie van ons land. Typerend hiervoor is dat de ANDB in 1896 evenveel geld gaf aan de Regout-stakers in Maastricht als het NAS. Dat was dus reeds twee jaar na de oprichting van de diamantbewerkerbond. Daarnaast gaf de bond een weekblad uit en zag ze in 1900 kans om een eigen gebouw te laten bouwen. Dat is het door Berlage ontworpen en door aannemer Cruijff gebouwde bondsgebouw dat bekend staat als De Burcht. In later jaren wist de bond zelfs een sanatorium te laten bouwen voor tuberculose patiënten, want dat was een ziekte waar nogal wat diamantbewerkers als gevolg van hun werk aan leden. Dat was de Zonnestraal in Hilversum.
Strijd om beginselen
Het had voor de hand gelegen dat de ANDB zich bij het NAS organisatie zou aansluiten, maar dat is nooit gebeurd omdat Polak en de zijnen daar absoluut geen heil in zagen zolang het NAS niet werd omgezet naar een organisatie volgens dezelfde principes als die van de eigen bond. Bovendien vonden de ‘modernen’ het niet juist dat het NAS zich geheel van de politiek afkeerde. Binnen het NAS werd omgekeerd met weerzin gekeken naar de ANDB. Zij wilden revolutie en een eind maken aan het kapitalisme, terwijl de ANDB ‘slechts’ binnen het kapitalisme voor betere leefomstandigheden wilde strijden. Ook de organisatieprincipes, hoe succesvol ook riepen bij hen op zijn zachtst gezegd gemengde gevoelens op. Maar zoals hierboven al geschreven paste ook het NAS zich gaandeweg de eerste jaren van de twintigste eeuw aan de moderne tijd aan en nam het de meeste organisatieprincipes van de ‘modernen’ over. Het ook door Polak opgerichte Nederlands Verbond van Vakverenigingen (NVV) was tenslotte de succesvolle vakcentrale waar de ANDB zich goed in thuis voelde. Zeker in de beginjaren was deze machtige organisatie van de diamantbewerkers een belangrijke steunpilaar van de nieuwe centrale.
De ANDB verdwijnt van het toneel
De beginjaren van de ANDB waren zeer succesvol, maar dat succes was uiteraard in hoge mate afhankelijk van de stand van zaken in de diamantindustrie. Toen Amsterdam gaandeweg de twintigste eeuw de concurrentie met vooral Antwerpen verloor, nam het aantal diamantbewerkers af en daarmee de kracht van de Amsterdamse bond. Ondertussen hadden Polak en de zijnen ook de hand gehad in een sterke Antwerpse en zelfs wereld diamantbewerkersbond, maar dat kon de positie van Amsterdam niet veilig stellen. De Tweede Wereldoorlog betekende niet alleen voor het grote aantal joodse leden van de ANDB de ondergang, maar uiteindelijk voor de hele industrie en dus ook de ANDB. In 1957 verdween door fusie met de metaalbewerkersbond de naam ANDB uit het Nederlandse vakbondslandschap.
- Salvador Bloemgarten, Henri Polak sociaal democraat 1868-1943, ‘s-Gravenhage 1993
- K. Hofmeester, Van Talmoed tot Statuut. Joodse arbeiders en arbeidersbewegingen in Amsterdam, Londen en Parijs 1880-1914, Amsterdam 1990
- Th. van Tijn, Th. van (1977), 'De Algemene Nederlandsche Diamantbewerkersbond (ANDB); een succes en zijn verklaring', in: P.A.M. Geurts en F.A.M. Messing (red), Economische ontwikkeling en sociale emancipatie (Den Haag 1977) deel II, pp. 93-109.
- C.A. van der Velde, De ANDB. Een overzicht van zijn ontstaan, ontwikkeling en beteekenis, Amsterdam 1925
- Sjaak van der Velden. Broodnodig. 150 jaar geschiedenis van de Nederlandse vakbeweging, Amsterdam 2016