Stakende schoonmakers


De ontvangsthal, de gangen, de kamers en de kantine van een ziekenhuis of gemeentehuis moeten schoon zijn. Daar zorgen mensen voor die vaak onzichtbaar blijven. Die schoonmakers zijn niet alleen onzichtbaar, ze krijgen ook niet best betaald. Daar moest een eind aan komen, vond een grote groep schoonmakers rond 2010. Ze startten acties onder het motto Respect!

De actie van schoonmakers in 2010 voor meer respect en een hoger loon was een ongekend succes. Door groeiende sympathie van het publiek en met een doelgerichte aanpak - waarbij ook de opdrachtgevers onder druk werden gezet - behaalden de actievoerders een goed resultaat. De lonen gingen omhoog en ook een aantal andere arbeidsvoorwaarden werd verbeterd. De Vakbond voor Schoonmakers van de FNV begreep dat het nu zaak was om door te zetten. Daarom voerden de schoonmakers ook in latere jaren actie voor verbetering. Besluiten over de doelen voor het komende jaar werden telkens genomen door het Schoonmaakparlement, een groep van 75 schoonmakers.

‘Stakingsbreken is een schurkenstreek, maar ze doen het gewoon’

‘Schoonmakers willen volwaardig behandeld worden’

Lees lange versie

Op donderdag 22 april 2010 kwam er een eind aan wat wel de langstdurende staking is genoemd voor een hele economische sector sinds 1933. Er zijn wel langere stakingen geweest, maar dan ging het om conflicten bij een enkel bedrijf. Nu legde een groep van ongeveer duizend schoonmakers negen weken lang het werk neer. Met resultaat: bijscholing, Nederlandse les, een loonsverhoging van 3,5 procent (uitgesmeerd over twee jaar) en een code voor goed opdrachtgeverschap. De stakers kregen naast de gewone stakersuitkering ook nog eens een vergoeding van 500 euro om ze te bedanken voor hun strijdwil.

Waarom deze vastberaden strijd?

Er zijn verschillende soorten schoonmaakwerk, maar in vrijwel alle gevallen gaat het om het reinigen van bestaande gebouwen. Dat is ook de reden dat schoonmaakwerk in een ver verleden tot de bouwsector werd gerekend. Het gaat namelijk om werk dat belangrijk is voor het onderhoud van bouwwerken. Tegenwoordig valt een groot deel van het schoonmaken van interieur onder de zakelijke dienstverlening en wordt verricht door gespecialiseerde bedrijven.

Vroeger waren veel schoonmakers in dienst van overheidsinstellingen of bedrijven, die hun eigen gebouw lieten schoonmaken door eigen personeel. Tegenwoordig huren bedrijven liever schoonmakers van buiten in, omdat directies denken dat ze dit werk zo goedkoper kunnen laten uitvoeren. Een van de gevolgen van deze nieuwe aanpak is dat de kwaliteit onder druk is komen te staan; de klachten hierover in scholen en ziekenhuizen zijn overbekend. Een goed ziekenhuis wil mensen beter maken en stelt alles daaraan ten dienste; schone gangen, zalen en andere ruimten zijn een voorwaarde om dat doel te bereiken. Voor een goede school geldt iets soortgelijks; die wil leerlingen opleiden en schone leslokalen zijn daar een voorwaarde voor.

Een extern schoonmaakbedrijf heeft als doelstelling geld verdienen; schoonmaken is slechts een middel om winst te maken en als dat met slechte kwaliteit kan, is het vaak ook goed. De doelstellingen van beide soorten bedrijven zijn dus heel anders en daarom kunnen de belangen weleens botsen. Degenen die daar de dupe van worden, zijn in een ziekenhuis de patiënten en het verzorgend personeel. Bij de schoonmaak van een school zijn leraren en scholieren de klos. In alle sectoren geldt dat de gebruikers van een gebouw het eerste last hebben van een slechte kwaliteit van schoonmaken. Omdat de concurrentie tussen schoonmaakbedrijven hard is en ze allemaal proberen om de kosten te drukken en op die manier zoveel mogelijk winst te maken, is er nog een groep die de nadelige gevolgen ondervindt van de nieuwe aanpak: het schoonmaakpersoneel.

Voorspel

In december 2009 publiceerde FNV Bondgenoten, de Vakbond voor Schoonmakers, een witboek met als veelzeggende titel ‘SCHOON GENOEG. Op naar een betere toekomst voor de schoonmaaksector!’ Het witboek is niet dik – slecht 15 bladzijden – maar is wel een gedegen onderbouwing van de klachten die het personeel naar voren brengt. En voor wie twijfelt aan de juistheid van de tekst, is het goed te weten dat de schrijvers zich voor een goed deel hebben gebaseerd op een officieel rapport dat in 2007 verscheen. Helder beschrijft het witboek hoe de sector in korte tijd enorm is gegroeid. Doordat steeds meer bedrijven en instellingen het schoonmaakwerk uitbesteedden, lagen er kansen voor schoonmaakbedrijven om werk aan te trekken. Om opdrachten binnen te halen, moeten zij wel alles uit de kast halen. De contracttermijnen zijn soms erg kort, de druk op de prijzen is hoog en de eisen van opdrachtgevers aan schoonmaakbedrijven, het personeel en de uitvoering van het werk worden steeds hoger.

Van onvrede naar actie

Onder zulke omstandigheden is te verwachten dat er onrust ontstaat onder het personeel.

Onvrede, gemopper in de kantine of vage onlustgevoelens leiden echter niet automatisch tot actie. Veel schoonmakers zoeken als het even kan een andere baan; het personeelsverloop in de sector is dan ook groot. Voor wie niet weg kan, blijft de optie over om iets te ondernemen, om de onvrede om te zetten in actie. De organizers en kaderleden van FNV Bondgenoten kanaliseerden de bestaande onvrede tot doelgerichte acties. Een van de kernpunten was het bewerken van de publieke opinie. Op 15 juni 2006 voerde FNV Bondgenoten daarom met honderden schoonmakers op diverse plaatsen actie. De media kregen hierdoor veel aandacht voor de positie van de schoonmaker.

Voor een betere toekomst

Op een aantal plaatsen voerden schoonmakers in 2007 actie en lieten ze hun tanden zien. De strijd voor een betere landelijke collectieve arbeidsovereenkomst (cao) begon echter pas aan het eind van dat jaar met de campagne ‘Voor een betere toekomst’. Op 17 november 2007 kwamen schoonmakers op Schiphol bij elkaar in het Holiday Inn Hotel, met de volgende eisen: ‘We willen een nieuwe cao afspreken met de werkgevers in de schoonmaak. Het wordt tijd dat de schoonmakers van Nederland meer gaan verdienen en beter gewaardeerd worden. Ze bieden immers alle andere werknemers in Nederland een schone werkplek. Met de campagne vragen we aandacht voor alle hardwerkende schoonmakers en hun gezinnen.’ Als belangrijke punten bracht de bond in het cao-overleg met de werkgevers naar voren dat het loon naar 10 euro per uur moest en dat er een goede regeling zou komen voor de reiskostenvergoeding.

Na een aantal kleinere acties, uitgevoerd door in totaal ongeveer 135 schoonmakers, was de overwinning eind januari 2008 al binnen: in de nieuwe cao werd een uurloon van 10 euro opgenomen voor mensen die al acht jaar in dienst waren. De actievoerders beschouwden deze cao terecht als een grote overwinning, maar het nieuwe contract maakte nog geen einde aan de onvrede. Wat namelijk bleef, was het gevoel van onderwaardering.

Schoonmaakparlement

In april 2008 kwamen de actievoerders alweer bij elkaar in hun ‘parlement van de actievoerende schoonmakers’ om zich te beraden op verdere acties. Schiphol-schoonmaakster Cynthia Kerkhoven zei het zo: ‘Je moet niet denken dat al je problemen ineens zijn opgelost, omdat je lid bent geworden. Je moet zelf in actie komen. Gebruik de kracht van de mensen op de werkvloer om allemaal een betere toekomst te krijgen. Het ‘Wij-zijn-de-vakbond’-idee! Daar zou massaler voor gekozen moeten worden.’

Het besluit viel om vanaf 15 juni met de nieuwe campagne te beginnen, maar eerst werden nog een paar prijzen uitgereikt. Ad van der Schaaf werd gekroond tot Kampioen Actievoerder. De Limburgse treinschoonmaker was bij vrijwel alle acties betrokken. De Solidariteitsprijs, de prijs voor actieve steun aan actievoerende schoonmakers, ging naar Thijs Vissia en Merijn Oudenampsen en Marijke Bijl. Zij steunden de schoonmakers met een website, organisatiekracht en betrokkenheid. Schiphol-schoonmaakster Judy Lock kreeg de prijs voor beste woordvoerder. De Amsterdamse sprak onder andere tijdens een ‘overval’ van een werkgeversvergadering in Zwolle. Utrechter Freek Leker werd met de Aanmoedigingsprijs geprezen voor zijn activiteiten op de Utrechtse schoonmaakwerkvloer.

Gewoon goed werk

Na het ‘parlement’ kwamen de acties steeds beter op gang. Een van de hoogtepunten was de trein vol Nederlandse vakbondsleden die in oktober 2008 Parijs bezocht. In Parijs begonnen ze de campagne Decent Work, samen met duizenden vakbondsleden uit heel Europa. Onder de demonstranten waren FNV-voorzitter Agnes Jongerius, FNV Bondgenoten-voorzitter Henk van der Kolk en een groep schoonmakers van Schiphol, Center Parcs en uit Den Haag. De actiedag vormt een onderdeel van de breder opgezette campagne Gewoon Goed Werk, in 2009 een speerpunt voor FNV Bondgenoten. In Nederland ging het vooral om de sectoren schoonmaak, vleesverwerking, post, bouw, uitzendbranche, onderwijs, taxi, supermarkten en huishoudelijk werk. Schoonmaakster en Parijsganger Sonja Kippes: ‘Schoonmakers willen volwaardig behandeld worden. Volwaardige banen waarin zo veel als mogelijk overdag wordt schoongemaakt. En het recht om met een volwaardige werkweek ook echt te kunnen rondkomen. Daarover gaat Decent Work, voor schoonmakers en heel veel anderen!’

De mannen en vrouwen van de Vakbond voor Schoonmakers, een onderdeel van FNV Bondgenoten, bleven daarnaast in de gaten houden of de cao ook daadwerkelijk werd nageleefd. Dat bleek niet overal het geval te zijn. Acht maanden lang streden schoonmakers van het Duitse bedrijf Menke daarom voor een betere behandeling op het Center Parcs-terrein in Gennep. De Duitse werknemers verdienden daar minder dan hun Nederlandse collega’s, een onverteerbare zaak. In september wonnen de schoonmakers ook deze strijd.

Cao 2010

Op 1 januari 2010 liep de na de vorige acties afgesloten collectieve arbeidsovereenkomst (cao) af. Dat betekende het stellen van nieuwe eisen en het voeren van nieuwe onderhandelingen vanaf november 2009. De schoonmakers gingen de strijd deze keer aan voor onder andere een loonstijging van 3 procent, een uitbreiding van de reiskosten en vakopleidingen en cursussen Nederlandse taal onder werktijd. De loonsverhoging werd kort samengevat in de eis ‘twee dubbeltjes per uur erbij’. Na vijf dagen onderhandelen met de werkgeversorganisatie OSB (Ondernemersorganisatie Schoonmaak- en Bedrijfsdiensten) was duidelijk dat de bedrijven geen duimbreed wilden toegeven. De OSB beweerde namelijk, bij monde van oud-PvdA-politicus Hans Simons, dat een nullijn voor hen het enig haalbare was.

Op 12 december 2009 vond daarom weer een Schoonmakersparlement plaats. De 75 aanwezige schoonmakers presenteerden hun witboek en toonden hun zelfverzekerde houding in de cao-strijd. Schipholschoonmaker Turgay Sahin zei het als volgt: ‘Wij zijn geen robots, wij zijn mensen van vlees en bloed. We doen belangrijk werk. Heb respect voor jezelf. Als ze ons slaan, kijken we niet meer weg, we slaan terug. We willen respect!’

Kleine ludieke acties

De Vakbond voor Schoonmakers organiseerde vervolgens door het hele land kleine ludieke acties. Van Groningen tot Maastricht, van Amsterdam tot Rotterdam en van Zwolle tot Eindhoven. Een opvallende actie was het maken van de grootste poetsdoek ter wereld. Op 10 februari 2010 bezochten schoonmakers in Amsterdam een aantal grote opdrachtgevers op de Zuidas in Amsterdam. Facility managers van ABN Amro, het WTC en de VU Poliklinieken kregen een petitie aangeboden waarin de schoonmakers een betere cao eisten. Toen op 12 februari op Schiphol werd gestaakt, leverde schoonmaakbedrijf EW uit Arnhem stakingsbrekers; het bedrijf werd hiervoor in maart door de rechter een boete opgelegd.

Op 17 februari gingen honderd schoonmakers op bezoek bij vier grote opdrachtgevers in Rotterdam: ING, Robeco, WTC en het Erasmus MC. In het ziekenhuis werd zelfs twee uur het werk neergelegd. De stakers zorgden er wel voor dat de patiënten niet de dupe van hun actie konden worden. Een dag later mochten schoonmakers hun verhaal vertellen aan de commissie Sociale Zaken en Werkgelegenheid van de Tweede Kamer.

De staking begint nu echt

Na vier maanden was het welletjes; de ludieke acties bleken niet echt zoden aan de dijk te zetten. De actievoerders gingen daarom over tot een echte staking. Vanaf 16 februari legden de schoonmakers bij Arriva in Groningen en drie dagen later die van NedTrain het werk neer. Op 21 februari staakten zestig schoonmakers in Heerlen, Maastricht en Eindhoven. De actietrein kwam duidelijk op gang en op 23 februari kwamen ongeveer vijfhonderd schoonmakers naar Utrecht om daar hun eisen kracht bij te zetten. De actiedag begon op Schiphol en later sloten ook andere werknemers zich aan. In een groot deel van het land werden treinen en stations niet meer schoongemaakt. Een van de langst durende stakingen in een bedrijfstak uit de Nederlandse geschiedenis was begonnen. Maar dat wisten de actievoerders toen natuurlijk nog niet.

Stakingsbrekers

Op 1 maart staakten tweehonderd treinschoonmakers al een week, maar steeds weer andere groepen sloten zich bij de staking aan. Zoals de schoonmakers bij de hoofdkantoren van UWV en Reed Elsevier. Of op Schiphol, waar volgens de plannen pas op 9 maart massaal zou worden gestaakt. Toen de directie echter aankondigde stakingsbrekers in te zullen zetten, ging een groep van vijftig personen al spontaan in staking. CSU zette begin maart ook stakingsbrekers in op de stations van Amsterdam, Leiden, Heerlen en Maastricht, wat FNV-voorman Ron Meyer tot de volgende uitspraak bracht: ‘CSU zet stakingsbrekers in op die stations. Dat is een schurkenstreek en het mag niet, maar ze doen het gewoon. Dat helpt een oplossing in ons conflict niet dichterbij brengen.’

Behandeld als varkens

De strijd ging dan ook verder. Op 9 maart kwamen ongeveer duizend stakers naar Schiphol om te demonstreren tegen de slechte werkomstandigheden en de onbeschofte manier waarop met hen wordt omgegaan. De demonstratie mocht van de marechaussee niet bij Schiphol Plaza plaatsvinden, maar werd naar een parkeerplaats gedirigeerd. Dat maakte de strijdbaarheid er niet minder op. Kees van Hooydonk, schoonmaker bij Philip Morris in Bergen op Zoom: ‘Als je een keer een fout maakt, word je geïntimideerd of krijg je opeens alle vieze klussen te doen.’ Volgens hem worden ze ‘als varkens’ behandeld. Precies een week later begonnen stakers een actie op Utrecht Centraal. Enkele honderden schoonmakers maakten met trommels en fluitjes herrie in de stationshal en gingen op de grond zitten in een sit-in. Ze zouden daar weken blijven.

Zestien maart was niet alleen de dag van intensivering van de acties, maar ook van de heropening van de onderhandeling tussen de bonden en de werkgeversorganisatie. De vakbond stelde nu als extra eis dat stakende uitzendkrachten een vast dienstverband aangeboden zouden krijgen om hun positie als stakers te versterken.

Werkgevers als ‘bondgenoot’

Vooralsnog waren de posities onwrikbaar en gaven de werkgevers niets toe. Tijdens een onderhandelingsronde op 23 maart boden de werkgevers aan de stakers als tegemoetkoming een waardebon van 25 euro aan. De actievoerders wezen dit boos af. De acties gingen dan ook onverminderd door en breidden zelfs uit. Behalve bij Schiphol en de spoorwegen voerden schoonmakers actie bij de Telegraaf, ABN Amro, Hogeschool Rotterdam en vanaf 8 april bij Heineken in Amsterdam. Het eerste resultaat van de vasthoudendheid van de stakers was de oproep van Schiphol-topman Nijhuis aan de bedrijven om een stap te zetten richting een oplossing. Het front van de werkgevers stond op scheuren. De eerste indicatie daarvoor was het feit dat de OSB samen met de vakbonden besloot twee bemiddelaars aan te stellen. Het werk van deze bemiddelaars werd vrijwel direct in de wielen gereden door uitlatingen van een van de werkgeversonderhandelaars. Jacco Vonhof, eigenaar van schoonmaakbedrijf Novon, beweerde dat de staking werd gebruikt door de SP die de staking zou willen rekken tot de dag van de Tweede Kamerverkiezingen, 9 juni. Ron Meyer van FNV Bondgenoten, zelf ook SP’er, was hier kort over: ‘Onzin.’

Op de dag dat de bemiddelaars aan de slag gingen, blokkeerden zeshonderd stakers het hoofdkantoor van CSU in Uden. In Den Haag protesteerden driehonderd andere stakers voor de deuren van uitzendbureau Tènce. Toen ze vervolgens naar het ministerie van Sociale Zaken wilden gaan, werden ze naar het Malieveld gedirigeerd. Bij station Den Haag Centraal kwam het tot een handgemeen met de politie, waarbij rake klappen vielen. In de dagen die volgden, lieten stakers van zich horen bij de Erasmus Universiteit. Andere stakers demonstreerden voor het hoofdkantoor van schoonmaakbedrijf Succes in Volendam. De laatste actie was vooral ook bedoeld als solidariteitsuiting voor een ontslagen collega-staker. Hij mocht terugkomen.

De overwinning

Het totale aantal stakers was inmiddels opgelopen tot ongeveer elfhonderd mensen. Maar als een duveltje uit een doosje kwam toen een akkoord op tafel: op de achtergrond hadden ook de onderhandelaars hun werk gedaan.

Op 22 april 2010 maakten de onderhandelende partijen - OSB namens de ondernemers en FNV Bondgenoten en CNV Vakmensen namens de schoonmakers - bekend dat er een akkoord was bereikt. Over de komende twee jaar uitgesmeerd, zouden de schoonmakers er 3,5 procent loonsverhoging bij krijgen. Maar misschien nog belangrijker is de afspraak voor een code voor goed opdrachtgeverschap

Hans Simons van werkgeversorganisatie OSB noemde deze code als belangrijkste winst van het akkoord: het werk van schoonmakers zou de komende jaren op een eerlijkere manier worden beloond. De stakers hebben voor de werkgevers blijkbaar de kooltjes uit het vuur gehaald, want zonder deze staking was de onderlinge concurrentie – waar ook veel werkgevers over klaagden – onverminderd voortgegaan. De echte winnaars zijn echter de stakers, die het resultaat als een overwinning beschouwden. Dat leidde tot vreugdevolle overwinningstaferelen.

Nasleep

In de jaren die volgden, kwamen de schoonmakers diverse keren in actie. Soms met meer, soms met minder succes, maar er was één ding dat ze sinds die eerste grote staking van 2010 niet meer waren: onzichtbaar. Ze hadden hun respect verdiend!

bronnen
  • Ad Knotter, Justice for Janitors Goes Dutch. Precarious Labour and Trade Union Response in the Cleaning Industry (1988–2012): A Transnational History, International Review of Social History, jaargang 62, nr. 1, april 2017, pp. 1-35
  • Diederik Olders en Sjaak van der Velden, Respect! De staking van de schoonmakers in 2010, Rotterdam 2011
  • Pien Heuts, Tegenmacht, Amsterdam 2011